ECLI:NL:GHARL:2020:10926

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 december 2020
Publicatiedatum
4 januari 2021
Zaaknummer
TBS P20/0348
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verlenging van terbeschikkingstelling na beoordeling van recidiverisico en begeleiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland, die op 28 augustus 2020 had besloten tot verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde. Het hof heeft de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling afgewezen, omdat het van oordeel is dat de veiligheid van anderen niet langer eist dat de terbeschikkingstelling wordt verlengd. Het hof heeft daarbij het recidiverisico in de gegeven omstandigheden als zodanig beperkt ingeschat dat beëindiging van de terbeschikkingstelling verantwoord is. De terbeschikkinggestelde heeft sinds 29 juni 2018 een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging ondergaan en heeft in die periode naar tevredenheid gefunctioneerd.

Het hof heeft de relevante stukken van de rechtbank en aanvullende rapportages van de reclassering en psychiater Kaiser in overweging genomen. De psychiater had in een eerder rapport geconcludeerd dat de kans op herhaling van een seksueel delict laag is, mits er voldoende opvang is. De terbeschikkinggestelde heeft positieve vorderingen gemaakt in zijn behandeling en heeft blijk gegeven van inzicht in zijn situatie. De begeleiding bij de instelling waar hij verblijft, is adequaat en biedt hem de nodige structuur en ondersteuning.

De advocaat-generaal had gepleit voor verlenging van de terbeschikkingstelling, maar het hof heeft dit standpunt verworpen. Het hof oordeelde dat de huidige begeleiding en de omstandigheden voldoende waarborgen bieden om de terbeschikkingstelling te beëindigen. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken en vernietigt de eerdere beslissing van de rechtbank.

Uitspraak

TBS P20/0348
Beslissing d.d. 31 december 2020
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
verblijvende op het adres [instelling] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 28 augustus 2020. De rechtbank heeft beslist tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met een jaar.
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en daarnaast op:
 de beslissing waarvan beroep;
 het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
 de akte van het instellen van beroep namens de terbeschikkinggestelde op 9 september 2020;
 het voortgangsverslag van GGZ [GGZ] (hierna: de reclassering) van 22 oktober 2020;
 het voorlopig verlengingsadvies van de reclassering van 20 november 2020;
 het samenvattend schrijven van 23 november 2020 van de reclassering.
Het hof heeft ter zitting van 17 december 2020 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.F. Schouwenaar, advocaat te Doesburg, en de advocaat‑generaal, mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit.

Overwegingen

Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar. Er is nog steeds sprake van een stoornis en het recidiverisico is weliswaar beperkt, maar niet helemaal afwezig. Psychiater Kaiser heeft in het rapport van 13 maart 2020 en op de zitting in eerste aanleg gewezen op het belang van de intensivering van het contact tussen de terbeschikkinggestelde en diens mentor. Volgens de psychiater is dit bevorderlijk voor het verder bestendigen van het risicomanagement en is het van belang om toe te werken naar meer zelfstandigheid met verloven en minder reclasseringscontact. Gelet op deze aandachtspunten, is het op dit moment nog te vroeg voor beëindiging van de terbeschikkingstelling.
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
Het verblijf bij [instelling] , bevalt de terbeschikkinggestelde goed. Naar eigen zeggen wordt hij daar goed begeleid.
De raadsman heeft bepleit dat het hof de terbeschikkingstelling niet zal verlengen, zoals geadviseerd door de reclassering. De terbeschikkinggestelde wordt op dit moment goed begeleid bij [instelling] en als de terbeschikkingstelling eindigt, worden het verblijf en de begeleiding aldaar voortgezet. Weliswaar heeft psychiater Kaiser geadviseerd dat het contact tussen de terbeschikkinggestelde en zijn mentor wordt geïntensiveerd, maar gelet op de uitleg die de mentor (in het reclasseringsrapport van 23 november 2020) heeft gegeven voor de huidige contactfrequentie, zou dit punt geen aanleiding moeten geven tot verlenging van de terbeschikkingstelling. De beëindiging van een terbeschikkingstelling gaat altijd gepaard met enig risico, maar in de huidige setting is het recidiverisico voldoende ingedamd en dat blijft zo nadat de terbeschikkingstelling is geëindigd.
Het oordeel van het hof
Het hof zal de beslissing waarvan beroep vernietigen. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen niet langer verlenging van de terbeschikkingstelling eist. Daarom zal het hof beslissen tot afwijzing van de vordering van het openbaar ministerie die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling. Hiertoe overweegt het hof het volgende.
Psychiater Kaiser heeft in haar rapport van 13 maart 2020 geconcludeerd dat de kans op herhaling van een seksueel delict binnen de huidige setting met voldoende opvang als laag wordt ingeschat. De terbeschikkinggestelde komt naar voren als een man die vorderingen gemaakt heeft in de behandeling. Hij geeft openheid over zijn seksualiteit en heeft er modules over gevolgd en gesprekken over gehad. Hij heeft redelijk inzicht. In de tbs behandeling is er geen predelictgedrag geweest en heeft hij geen middelen gebruikt. In de huidige woning is hij afhankelijk van steun en sturing door de begeleiding. Hij heeft behoefte aan meer autonomie. In de behandeling heeft hij die stappen gezet. Hij woont naar tevredenheid van de reclassering en zeker van hemzelf. Hij is trouw in zijn werk. Dat duidt op een goede samenwerking van hem en op stabiliteit. De begeleiding van [instelling] en van de woonvorm moet voortgezet worden.
De tbs-maatregel zou volgens Kaiser niet meer nodig zijn als alle zaken geregeld zijn en als hetgeen de reclassering nu doet, overgedragen is aan [instelling] en de mentor en als de terbeschikkinggestelde beduidend minder toezicht door de reclassering kan verdragen. Binnen de tbs kan dit uitgewerkt worden zodat de tbs daarna kan stoppen. Of dat al bij de komende zitting ruimschoots gerealiseerd is of dat daarvoor het komende jaar nog nodig is, kan ter zitting beoordeeld worden via de informatie van de reclassering.
In het verlengingsadvies tbs van 8 juni 2020 schrijft de reclassering dat het
middelengebruik en de bij de terbeschikkinggestelde vastgestelde frotteurismestoornis langdurig in remissie zijn. De houding van betrokkene, zijn huisvesting en dagbesteding zijn beschermende factoren. Het gaat goed met betrokkene binnen de huidige woonsetting, waarbij hem structuur en duidelijkheid geboden wordt. Bij overvraging kan de begeleiding makkelijk inspringen om zijn dagprogramma bij te stellen. Betrokkene is tevreden over zijn verblijf bij [instelling] en heeft geen wensen op de korte termijn ten aanzien van een vervolgtraject. Betrokkene realiseert zich dat hij blijvend aangewezen zal zijn op begeleiding vanuit de hulpverlening. Wanneer een indicatiestelling zou worden afgegeven waarmee de terbeschikkinggestelde bij [instelling] zou kunnen verblijven, dan zouden vanuit reclasseringsoogpunt voldoende beschermde factoren aanwezig zijn om te adviseren de tbs niet te verlengen.
In de brief van 23 november 2020 schrijft de reclassering dat zij onlangs bericht heeft ontvangen dat voor betrokkene een indicatie is afgegeven op basis van de Wet langdurige zorg en dat daarmee zijn verblijf bij [instelling] gecontinueerd kan worden als de maatregel niet wordt verlengd.
Gelet hierop is naar het oordeel van het hof in deze omstandigheden het recidiverisico zodanig beperkt dat het verantwoord is de terbeschikkingstelling te beëindigen.
Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof de beperkte frequentie van het contact tussen de mentor en de terbeschikkinggestelde niet als een (mogelijke) reden om de maatregel nogmaals te verlengen. Enerzijds is daarbij van belang dat de aanbevelingen van dr. Kaiser over die frequentie al weer enige maanden oud zijn en anderzijds houdt recente informatie in dat de mentor van oordeel is dat die frequentie toereikend is. De mentor heeft hierover aan de reclassering bericht dat hij tweewekelijks contact heeft met de persoonlijk begeleider van de terbeschikkinggestelde, afhankelijk van wat er speelt. Intensivering van het contact lijkt de mentor niet nodig omdat de begeleiding een signalerende rol heeft en risico’s sneller zal signaleren dan een mentor op afstand.
Evenmin deelt het hof het standpunt van de advocaat-generaal dat thans het ogenblik om te oefenen met vrijheden is aangebroken. De voorwaardelijke beëindiging van de verpleging, die vanaf 29 juni 2018 wordt toegepast, is immers nu juist het meest vergaande kader voor het oefenen met vrijheden. Binnen dat kader heeft de terbeschikkinggestelde inmiddels bijna anderhalf jaar in het algemeen naar tevredenheid gefunctioneerd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 28 augustus 2020 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde.
Wijst afde vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling.
Aldus gedaan door
mr. M.E. van Wees, voorzitter,
mr. C.M.E. Lagarde en mr. P.C. Vegter, raadsheren,
drs. I.M. van Woudenberg en dr. R.A. Graaff, raden,
in tegenwoordigheid van mr. D. van der Geld, griffier,
en op 31 december 2020 in het openbaar uitgesproken.
Mr. Van Wees, mr. Vegter en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.