In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1961. Het hof bevestigt de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 9 juni 2020, die de terbeschikkingstelling met één jaar heeft verlengd. De terbeschikkinggestelde verblijft momenteel bij een zorginstelling en het hof is van oordeel dat het wenselijk is dat hij daar kan blijven. Het hof heeft echter een sterke voorkeur voor een wettelijk kader voor zijn verblijf, in plaats van louter op vrijwillige basis, zoals ook door deskundigen is geadviseerd. Het hof wijst het verzoek van de raadsvrouw af om de beslissing aan te houden in afwachting van de uitkomsten van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging, omdat de volgende verlengingszitting al op 18 maart 2021 gepland staat. Het hof acht het noodzakelijk dat er voortvarendheid is van het openbaar ministerie in de voorbereidingen voor een wettelijk kader. De terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw hebben gepleit voor beëindiging van de terbeschikkingstelling, maar het hof concludeert dat de voorwaarden voor verlenging zijn vervuld en bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank.