ECLI:NL:GHARL:2020:10925

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 december 2020
Publicatiedatum
4 januari 2021
Zaaknummer
TBS P20/0271
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de verlenging van terbeschikkingstelling met één jaar en afwijzing verzoek tot aanhouding in afwachting van zorgmachtiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1961. Het hof bevestigt de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 9 juni 2020, die de terbeschikkingstelling met één jaar heeft verlengd. De terbeschikkinggestelde verblijft momenteel bij een zorginstelling en het hof is van oordeel dat het wenselijk is dat hij daar kan blijven. Het hof heeft echter een sterke voorkeur voor een wettelijk kader voor zijn verblijf, in plaats van louter op vrijwillige basis, zoals ook door deskundigen is geadviseerd. Het hof wijst het verzoek van de raadsvrouw af om de beslissing aan te houden in afwachting van de uitkomsten van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging, omdat de volgende verlengingszitting al op 18 maart 2021 gepland staat. Het hof acht het noodzakelijk dat er voortvarendheid is van het openbaar ministerie in de voorbereidingen voor een wettelijk kader. De terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw hebben gepleit voor beëindiging van de terbeschikkingstelling, maar het hof concludeert dat de voorwaarden voor verlenging zijn vervuld en bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank.

Uitspraak

TBS P20/0271
Beslissing d.d. 31 december 2020
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1961,
verblijvende bij [zorginstelling] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 9 juni 2020. De rechtbank heeft beslist tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar. Verder heeft de rechtbank impliciet beslist tot afwijzing van het verzoek van de raadsvrouw om te onderzoek of de terbeschikkinggestelde op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz) in een vrijwillig kader zijn verblijf bij [zorginstelling] kan voortzetten.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
 de beslissing waarvan beroep;
 het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
 de akte van het instellen van beroep namens de terbeschikkinggestelde op 18 juni 2020;
 de beschikking van rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 9 juni 2020, op het door de officier van justitie ingediende verzoekt tot het verlenen van een zorgmachtiging;
 het voortgangsverslag van 23 juli 2020 van Reclassering Nederland, Toezichtunit 2 Zuid (hierna: de reclassering);
 de aanvullende informatie van de reclassering van 17 september 2020.
Het hof heeft ter zitting van 17 december 2020 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. R.M. van Breemen, advocaat te Raamsdonksveer, en de advocaat-generaal, mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit. Verder zijn als deskundige gehoord: [toezichthouder] , toezichthouder bij de reclassering, en [zorgmanager] , als zorgmanager en bestuurder verbonden aan [zorginstelling] .

Overwegingen

Het advies van deskundige Geurts van Kessel-Bens
Meestal gaat het goed met de terbeschikkinggestelde. Wel komt regelmatig zijn kwetsbaarheid aan het licht. Hij kan zich bijvoorbeeld opsluiten in zijn kamer. Voortzetting van het verblijf in [zorginstelling] in een vrijwillig kader is onwenselijk, omdat dan de beheersbaarheid van het risico in het gedrang zou komen. Wat [zorginstelling] betreft, kan de terbeschikkingstelling worden beëindigd en kan het verblijf van de terbeschikkinggestelde in [zorginstelling] worden voortgezet op basis van een zorgmachtiging in de zin van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz).
Sinds de procedure in eerste aanleg heeft [zorginstelling] zich laten registreren als
locatie(in de zin van de Wvggz), maar daarmee is het nog geen
accommodatieals bedoeld in die wet. [zorginstelling] heeft meerdere cliënten die daar verblijven op basis van een zorgmachtiging in de zin van de Wvggz.
Het advies van de reclassering
Voor de terbeschikkinggestelde is geen geschiktere voorziening denkbaar dan [zorginstelling] . Hij krijgt daar de benodigde hulp en ondersteuning. Een van de problemen waar de terbeschikkinggestelde mee kampt, is dat hij zeer beïnvloedbaar is. Soms krijgt hij bezoek van iemand die hem probeert over te halen om te verhuizen en daartegen is hij dan niet opgewassen. Voor het geval de terbeschikkingstelling eindigt, acht de reclassering het wenselijk dat hiervoor dan een zorgmachtiging in de plaats komt. Aan een verblijf in [zorginstelling] in een vrijwillig kader is de terbeschikkinggestelde nog niet toe.
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw
De terbeschikkinggestelde wil dat de terbeschikkingstelling wordt beëindigd. Naar eigen zeggen gaat het goed met hem. De terbeschikkinggestelde woont met plezier bij [zorginstelling] en zou nooit meer ergens anders willen wonen.
De raadsvrouw heeft bepleit dat het hof de beslissing op het ingestelde beroep zal aanhouden in afwachting van de uitkomsten van de voorbereiding van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging. Het is wenselijk dat de terbeschikkinggestelde bij [zorginstelling] kan blijven wonen, maar dit kan, in plaats van op basis van een terbeschikkingstelling, ook op basis van een zorgmachtiging in de zin van de Wvggz, zoals ook geadviseerd door de reclassering. [zorginstelling] is weliswaar geen accommodatie in de zin van de Wvggz, maar wordt in de praktijk wel als zodanig ingezet, zoals ook blijkt uit de aan het hof overgelegde beschikking van 3 juni 2020 van de rechtbank Oost-Brabant. Op basis van het gelijkheidsbeginsel zou dit in het geval van de terbeschikkinggestelde ook moeten gebeuren. Daarom heeft de raadsvrouw het hof in overweging gegeven [zorginstelling] te beschouwen als accommodatie in de zin van de Wvggz.
In afwachting van de onderhavige beslissing is de volgende verlengingszitting al gepland. Deze zal plaatsvinden op 18 maart 2021.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De terbeschikkinggestelde is op zijn plek bij [zorginstelling] en het is wenselijk dat hij daar blijft wonen. Een officier van justitie is begonnen met het voorbereiden van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging in de zin van de Wvggz. Het zal minimaal negen weken duren voordat hierover meer duidelijk kan worden geboden. Aangezien de volgende verlengingszitting al binnen drie maanden zal plaatsvinden en kijkend naar de agenda van het hof, is het onwenselijk om de uitkomsten van de genoemde voorbereidingsprocedure af te wachten. Op dit moment is voldaan aan de voorwaarden voor verlenging van de terbeschikkingstelling en aangezien er op dit moment nog te veel onduidelijkheid is omtrent de mogelijkheid tot het afgeven van een zorgmachtiging, concludeert de advocaat-generaal tot bevestiging van het de beslissing waarvan beroep. Dit geeft de officier van justitie de tijd om een verzoekschrift voor een zorgmachtiging voor te bereiden, zodat daar over drie maanden op kan worden beslist.
Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op de juiste wijze en op goede gronden heeft beslist. Daarom zal het hof de beslissing waarvan beroep met overneming van die gronden bevestigen, met aanvulling van het volgende.
In lijn met de uitgebrachte adviezen en de standpunten van de advocaat-generaal en de raadsvrouw, is het hof van oordeel dat het wenselijk is dat de terbeschikkinggestelde in [zorginstelling] kan blijven. Het hof heeft thans een sterke voorkeur dat het verblijf in [zorginstelling] na expiratie van de maatregel terbeschikkingstelling niet plaatsvindt op louter vrijwillige basis, maar in enig wettelijk kader dat de mogelijkheid biedt om in te grijpen, zoals ook de deskundige heeft bepleit. Op dit moment is dat wettelijk kader niet gerealiseerd. Het hof onderschrijft de inmiddels (opnieuw) gestarte voorbereidingen voor het realiseren van een wettelijk kader (in welke vorm dan ook) en acht voortvarendheid van de kant van het openbaar ministerie bij die verdere voorbereidingen aangewezen.
Anders dan de raadsvrouw, ziet het hof echter geen aanleiding de beslissing aan te houden in afwachting van de uitkomsten van de door de officier van justitie gestarte voorbereiding van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging. Het daartoe strekkende verzoek zal dus worden afgewezen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat, zoals de advocaat-generaal heeft opgemerkt, het nog minstens acht à negen weken zal duren vóór er duidelijkheid zal zijn over de uitkomst van die procedure, terwijl de volgende verlengingszitting zal plaatsvinden op 18 maart 2021. De uitkomst van die procedure zal dus naar verwachting behandeld kunnen worden in het kader van de volgende verlengingsprocedure.

BESLISSING

Het hof:
Wijst af het verzoek tot aanhouding van de beslissing op het ingestelde beroep in afwachting van de uitkomst van de voorbereiding van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging.
Bevestigt met aanvulling van gronden zoals hiervoor is overwogen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 9 juni 2020 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde,
[terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr. M.E. van Wees, voorzitter,
mr. C.M.E. Lagarde en mr. P.C. Vegter, raadsheren,
drs. I.M. van Woudenberg en dr. R.A. Graaff, raden,
in tegenwoordigheid van mr. D. van der Geld, griffier,
en op 31 december 2020 in het openbaar uitgesproken.
Mr. Van Wees, mr. Vegter en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.