ECLI:NL:GHARL:2020:1086

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 februari 2020
Publicatiedatum
11 februari 2020
Zaaknummer
21-007017-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en uitbuiting in de prostitutie met een veroordeling tot gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor mensenhandel, waarbij hij een slachtoffer gedurende drieënhalve maand in zijn woning heeft gehuisvest en wist dat het slachtoffer seksuele handelingen verrichtte tegen betaling. De verdachte ontving huur van het slachtoffer en was op de hoogte van de uitbuitingssituatie, waarin het slachtoffer een substantieel percentage van haar inkomsten moest afstaan aan een derde zonder dat daar een reële tegenprestatie tegenover stond. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De straf is gematigd vanwege een overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het oogmerk van uitbuiting, zoals bedoeld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. De zaak is behandeld op basis van de terechtzittingen van 12 december 2018 en 23 januari 2020, waarbij het hof kennis heeft genomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. De verdachte is vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen zijn.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-007017-16
Uitspraak d.d.: 5 februari 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 19 december 2016 met parketnummer 18-730126-14 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 12 december 2018 en 23 januari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal heeft gevorderd het vonnis van de eerste rechter te vernietigen voor zover het de strafoplegging betreft en de verdachte ter zake het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman,
mr. A.G. van den Biezenbos, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De verdachte is in eerste aanleg ter zake het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot 1 september 2012, te Witmarsum en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een ander, genaamd [slachtoffer] (roepnaam [roepnaam slachtoffer] )
A. (sub 1):
door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer]
en/of
B. (sub 4)
met een van de onder A. genoemde middelen, heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder een of meer van de onder A. genoemde omstandigheden enige handelingen heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar stelde tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard)
en/of
C. (sub 9)
een ander, te weten die [slachtoffer] met een van de onder A.genoemde middelen, heeft gedwongen dan wel heeft bewogen verdachte en/of verdachtes mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen:
  • die [slachtoffer] ondergebracht in zijn, verdachtes, woning in Witmarsum en/of
  • (een) (topless) foto('s) van die [slachtoffer] gemaakt en/of (een) advertentie(s) op de website [naam website] geplaatst, waarin die [slachtoffer] zich aanbood voor het verlenen van seksuele diensten tegen betaling en/of
  • (een gedeelte van) het door die [slachtoffer] verdiende geld ingenomen en/of door die [slachtoffer] laten afstaan aan hem, verdachte, en/of diens mededader(s) en/of
  • afspraken met klanten voor prostitutie voor die [slachtoffer] gemaakt en/of die [slachtoffer] naar klanten voor prostitutie gebracht,
terwijl die [slachtoffer] de Nederlandse taal niet of onvoldoende sprak/beheerste en/of onbekend was in Nederland en/of (bijna) niemand in Nederland kende en/of niet over eigen huisvesting en/of inkomsten in Nederland beschikte en/of illegaal in Nederland verbleef en/of/aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer] van verdachte en/of diens mededader(s) afhankelijk was;
althans, indien terzake het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[betrokkene] in of omstreeks de periode van 1 augustus 2011 tot 1 september 2012, te Witmarsum en/of te Drogeham en/of te Heerenveen en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een ander, genaamd [slachtoffer] (roepnaam [roepnaam slachtoffer] )
A. (sub 1):
door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer]
en/of
B. (sub 4)
met een van de onder A. genoemde middelen, heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder een of meer van de onder A. genoemde omstandigheden enige handelingen heeft ondernomen waarvan die [betrokkene] en/of diens mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar stelde tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard)
en/of
C. (sub 9) een ander, te weten die [slachtoffer] met een van de onder A. genoemde middelen, heeft gedwongen dan wel heeft bewogen die [betrokkene] en/of diens mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde
immers heeft die [betrokkene] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen:
  • die [slachtoffer] ondergracht en/of laten onderbrengen in een woning in Drogeham en/of (vervolgens) in Heerenveen en/of Witmarsum en/of
  • die [slachtoffer] verteld dat zij geen werk voor die [slachtoffer] als manicure kon vinden en/of
  • die [slachtoffer] verteld dat zij samen met haar, verdachte, in de prostitutie kon werken en dat zij het geld zouden delen en/of dat die [slachtoffer] het geld voor het vliegticket moest terug betalen en/of
  • het paspoort van die [slachtoffer] afgepakt en/of laten afstaan en/of
  • (een) (topless) foto('s) van die [slachtoffer] gemaakt en/of (een) advertentie(s) op de website [naam website] geplaatst, waarin die [slachtoffer] zich aanbood voor het verlenen van seksuele diensten tegen betaling en/of
  • een (gedeelte) van het door die [slachtoffer] verdiende geld ingenomen en/of door die [slachtoffer] laten afstaan en/of
  • tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij moest werken of weg moest gaan, - afspraken met klanten voor prostitutie voor die [slachtoffer] gemaakt en/of die [slachtoffer] naar klanten voor prostitutie gebracht,
terwijl die [slachtoffer] de Nederlandse taal niet of onvoldoende sprak/beheerste en/of onbekend was in Nederland en/of (bijna) niemand in Nederland kende en/of niet over eigen huisvesting en/of inkomsten in Nederland beschikte en/of illegaal in Nederland verbleef en/of/aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer] van verdachte en/of diens mededader(s) afhankelijk was,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 1 september 2012, te Witmarsum en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
  • zijn, verdachtes, woning ter beschikking te stellen voor onderdak en/of prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer] en/of
  • (een) advertentie(s) op de website [naam website] plaatsen, waarin die [slachtoffer] zich aanbood voor het verlenen van seksuele diensten tegen betaling en/of
  • afspraken met klanten voor prostitutie voor die [slachtoffer] te maken en/of die [slachtoffer] naar klanten voor prostitutie te brengen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot 1 september 2012, te Witmarsum en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een ander, te weten [slachtoffer] (roepnaam [roepnaam slachtoffer] ),
immers heeft hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen:
  • die [slachtoffer] ondergebracht in zijn, verdachtes, woning in Witmarsum en/of
  • (een) (topless) foto('s) van die [slachtoffer] gemaakt en/of (een) advertentie(s) op de website [naam website] geplaatst, waarin die [slachtoffer] zich aanbood voor het verlenen van seksuele diensten tegen betaling en/of
  • (een gedeelte van) het door die [slachtoffer] verdiende geld ingenomen en/of door die [slachtoffer] laten afstaan aan hem, verdachte, en/of diens mededader(s) en/of
  • afspraken met klanten voor prostitutie voor die [slachtoffer] gemaakt en/of die [slachtoffer] naar klanten voor prostitutie gebracht,
terwijl die [slachtoffer] de Nederlandse taal niet of onvoldoende sprak/beheerste en/of onbekend was in Nederland en/of (bijna) niemand in Nederland kende en/of niet over eigen huisvesting en/of inkomsten in Nederland beschikte en/of illegaal in Nederland verbleef en/of/aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer] van verdachte en/of diens mededader(s) afhankelijk was.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak feit 1 onder C en feit 2

Het hof is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen aan de verdachte onder feit 1 onder C en onder feit 2 is ten laste gelegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Op grond van het dossier kan immers – in het bijzonder - niet worden vastgesteld dat de verdachte (een gedeelte van) het door die [slachtoffer] verdiende geld heeft ingenomen en/of door die [slachtoffer] heeft laten afstaan aan hem, verdachte, en/of diens mededader(s).

Feit 1 primair: verweer inzake ‘oogmerk van uitbuiting’

Verweer van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een ‘oogmerk van uitbuiting’ nu de verdachte in de veronderstelling verkeerde dat [slachtoffer] (hierna: [roepnaam slachtoffer] ) de helft van haar inkomsten afstond aan [betrokkene] (hierna: [roepnaam betrokkene] ) in verband met de kosten van een vliegticket en leningen die zij aan die [roepnaam betrokkene] diende terug te betalen.
Oordeel van het hof
Het hof stelt het volgende vast op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting.
[roepnaam slachtoffer] sprak en beheerste de Nederlandse taal niet. Zij was onbekend in Nederland. Zij kende bijna niemand in Nederland. Zij beschikte niet over eigen huisvesting. De verdachte heeft [roepnaam slachtoffer] gedurende in ieder geval drieënhalve maand in zijn woning gehuisvest waarvoor hij maandelijks 200 euro van haar ontving. [roepnaam slachtoffer] heeft daar dagelijks gemiddeld één tot vijf klanten ontvangen. De verdachte was ervan op de hoogte dat [roepnaam slachtoffer] in zijn woning seksuele handelingen verrichtte met derden tegen betaling. De verdachte wist dat [roepnaam slachtoffer] de helft van de opbrengsten van haar werkzaamheden in de prostitutie, naast de huur die zij reeds aan de verdachte betaalde, moest afstaan aan [roepnaam betrokkene] . [roepnaam betrokkene] was degene die een advertentie op het internet plaatste waarin [roepnaam slachtoffer] haar (seksuele) diensten aanbood. De verdachte of [roepnaam betrokkene] nam voorts de telefoon op wanneer prostitutieklanten belden voor het maken van een afspraak met [roepnaam slachtoffer] .
In die context bezien, acht het hof het onaannemelijk dat de verdachte al die tijd, te weten die periode van drieënhalve maand, in de veronderstelling heeft verkeerd dat [roepnaam slachtoffer] , naast de huur die zij aan de verdachte betaalde, steeds de helft van haar inkomsten afstond in verband met de terugbetaling van een vliegticket. Dat er daarnaast sprake zou zijn van leningen die [roepnaam slachtoffer] aan [roepnaam betrokkene] zou moeten terugbetalen, is op geen enkele wijze nader door de verdachte onderbouwd en het dossier biedt daarvoor verder ook geen aanknopingspunt en acht het hof derhalve evenmin aannemelijk.
Het is vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat het in art. 273f, eerste lid, Sr voorkomende bestanddeel ‘(oogmerk van) uitbuiting’ in de wet niet is gedefinieerd, anders dan door de opsomming in het tweede lid van een aantal vormen van uitbuiting, waaronder uitbuiting van een ander in de prostitutie. De vraag of – en zo ja, wanneer – sprake is van ‘uitbuiting’ in de zin van de onderhavige bepaling, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval (vgl. HR 28 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:122, rov. 2.4 en HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099, rov. 2.6.1).
In gevallen waarin het gaat om het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling is een zeer sterke indicatie dat sprake is van uitbuiting de afdracht van een substantieel percentage van de opbrengsten aan een derde zonder dat daar een reële, proportionele tegenprestatie door die derde tegenover staat.
Gelet op bovenstaande vaststellingen, in het bijzonder de omstandigheid dat de verdachte wetenschap had van de omstandigheid dat [roepnaam slachtoffer] de helft van de door haar verdiende gelden met werkzaamheden in de prostitutie aan [roepnaam betrokkene] afdroeg zonder dat daar een reële, proportionele tegenprestatie door die derde tegenover stond, is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het oogmerk van uitbuiting heeft gehad zoals aan de verdachte is ten laste gelegd (in het kader van art. 273f, eerste lid, aanhef en onder 1° Sr) en voorts dat de verdachte er wetenschap van had dat [roepnaam slachtoffer] in een situatie verkeerde waarin uitbuiting kan worden verondersteld (in het kader van artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 4° Sr).
Het hof verwerpt het verweer.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
hij in
of omstreeksde periode van 1
januarimei2012 tot 1 september 2012, te Witmarsum
en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een ander, genaamd [slachtoffer] (roepnaam [roepnaam slachtoffer] )
A. (sub 1):
door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/ofdoor misbruik van een kwetsbare positie, heeft
geworven, vervoerd, overgebracht,gehuisvest
of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer]
en
/of
B. (sub 4)
met
heteen van deonder A. genoemde middel
en, heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder een of meer van de onder A. genoemde omstandigheden enigehandelingen heeft ondernomen waarvan verdachte
en/of verdachtes mededader(s)wist
(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoedendat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar stelde tot het verrichten van
arbeid ofdiensten
(van seksuele aard
)
en/of
C. (sub 9)
een ander, te weten die [slachtoffer] met een van de onder A.genoemde middelen, heeft gedwongen dan wel heeft bewogen verdachte en/of verdachtes mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde
immers heeft verdachte
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen:
  • die [slachtoffer] ondergebracht in zijn, verdachtes, woning in Witmarsum en
  • (een) (topless)foto
    ('s
    )van die [slachtoffer] gemaakt
    en/of (een) advertentie(s) op de website [naam website] geplaatst, waarin die [slachtoffer] zich aanbood voor het verlenen van seksuele diensten tegen betalingen
    /of
  • (een gedeelte van) het door die [slachtoffer] verdiende geld ingenomen en/of door die [slachtoffer] laten afstaan aan hem, verdachte, en/of diens mededader(s) en/of
  • afspraken met klanten voor prostitutie voor die [slachtoffer] gemaakt
terwijl die [slachtoffer] de Nederlandse taal niet
of onvoldoendesprak/beheerste en
/ofonbekend was in Nederland en
/of(bijna) niemand in Nederland kende en
/ofniet over eigen huisvesting
en/of inkomstenin Nederland beschikte
en/of illegaal in Nederland verbleef en/of/aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer] van verdachte en/of diens mededader(s) afhankelijk was;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel door het slachtoffer gedurende meerdere maanden in zijn woning te huisvesten, alwaar het slachtoffer prostitutieklanten ontving. De verdachte was ervan op de hoogte dat het slachtoffer, dat zich in een kwetsbare positie bevond en waarmee verdachte bekend was, steeds de helft van haar in de prostitutie verdiende inkomsten moest afstaan aan een derde. De verdachte heeft, al wetende dat het slachtoffer zich in een uitbuitingssituatie bevond, deze situatie in stand te gelaten, het slachtoffer gehuisvest en zich daar huurpenningen voor laten betalen. Dit alles rekent het hof de verdachte aan.
Door aldus te handelen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit waarbij hij, met miskenning van de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer, zijn eigen belangen op de voorgrond heeft gesteld. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten daar nog gedurende lange tijd psychische en emotionele schade van kunnen ondervinden.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële documentatie d.d. 23 december 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Het hof constateert dat de zaak in zowel eerste aanleg als hoger beroep niet binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM is afgedaan. Het hof stelt vast dat de redelijke termijn in eerste aanleg met veertien maanden en in hoger met ruim een maand is overschreden. Naar het oordeel van het hof dient deze overschrijding een matiging van de op te leggen straf tot gevolg te hebben.
Alles afwegend acht het hof in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden passend en geboden, maar het hof zal, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn, de straf matigen tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. M.I. Veldt-Foglia, voorzitter,
mr. G. Knobbout en mr. W.M. Limborgh, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K. Elema, griffier,
en op 5 februari 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 5 februari 2020.
Tegenwoordig:
mr. K.J.C. Geeve, voorzitter,
mr. J.W.M. Grimbergen, advocaat-generaal,
mr. Y.A. Hoekstra, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.