ECLI:NL:GHARL:2020:10833
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging en aanvulling van gronden van veroordeling voor opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, zoals bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank had de verdachte een geldboete van € 750,- opgelegd, te betalen in vijf termijnen van elk € 150,-. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, stellende dat hij onschuldig is omdat het valse geschrift nooit fysiek aanwezig is geweest.
Het hof heeft het hoger beroep behandeld op de zitting van 16 december 2020 en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis van de rechtbank vroeg. Het hof oordeelt dat de rechtbank op juiste wijze heeft beslist en bevestigt het vonnis, maar met aanvulling van de gronden. Het hof stelt vast dat de verdachte een foto van het valse legitimatiebewijs had gemaakt en deze had getoond aan de verbalisanten, wat volgens de rechtspraak van de Hoge Raad kan worden aangemerkt als het gebruik maken van een vals geschrift.
Het hof verwerpt het verweer van de verdachte dat het originele valse geschrift niet fysiek aanwezig was. De strafbaarstelling vereist niet dat het originele document aanwezig is, zolang het valse geschrift als zodanig wordt gebruikt. Het hof bevestigt derhalve het vonnis van de rechtbank en vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking.