ECLI:NL:GHARL:2020:10829

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 december 2020
Publicatiedatum
29 december 2020
Zaaknummer
21-003074-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in jeugdstrafzaak wegens gebrek aan bewijs voor medeplegen van winkeloverval

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 2001 en verblijvende in het Justitieel Complex Zaanstad, was in eerste aanleg veroordeeld tot jeugddetentie voor het medeplegen van een winkeloverval. De rechtbank had hem een gevangenisstraf van 12 weken opgelegd, waarvan 6 weken voorwaardelijk, en een taakstraf van 80 uren. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling.

Tijdens de zitting op 16 december 2020 heeft het hof de zaak opnieuw onderzocht. De advocaat-generaal vorderde veroordeling van de verdachte, maar het hof kwam tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de verdachte en de bewijsstukken niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen. De verdachte werd vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde.

Daarnaast heeft het hof de inbeslaggenomen IPhones gelast terug te geven aan de rechthebbenden en de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, aangezien de verdachte niet schuldig was bevonden. Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven. Deze uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken, vooral in jeugdstrafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003074-20
Uitspraak d.d.: 28 december 2020
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 25 augustus 2020 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-013933-20 en 16-217976-19, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
ingeschreven te [woonplaats] , [woonadres] ,
thans verblijvende in het Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 16 december 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 weken, waarvan 6 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van bijzondere voorwaarden. Voorts heeft de advocaat-generaal de toewijzing gevorderd van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij1] , [benadeelde partij2] en [benadeelde partij3] . Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd de teruggave van de inbeslaggenomen IPhones aan de rechthebbende(n). Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J.A.C. van den Brink, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte op 25 augustus 2020 veroordeeld ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde tot jeugddetentie voor de duur van 12 weken, waarvan 6 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van bijzondere voorwaarden, alsook een taakstraf voor de duur van 80 uren. Voorts heeft de rechtbank verdachte vrijgesproken ter zake van het onder 2 tenlastegelegde. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de rechtbank als volgt beslist. De rechtbank heeft de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij2] hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 1.225,12 vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank heeft de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij3] hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 2.320,22 vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank heeft de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij1] hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 900,- vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en heeft de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De rechtbank heeft de benadeelde partij [benadeelde partij4] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering wegens vrijspraak van verdachte ter zake van het onder 2 tenlastegelegde. Voorts heeft de rechtbank bevolen dat de inbeslaggenomen IPhones aan de rechthebbende(n) dienen te worden teruggegeven. Tot slot heeft de rechtbank het geschorste bevel voorlopige hechtenis opgeheven.
Verdachte heeft tegen het voornoemde vonnis hoger beroep ingesteld, doch uitsluitend voor wat betreft de veroordeling ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen, omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 16-013933-20:
1.
Primair

hij op of omstreeks 7 november 2019 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland (uit [benadeelde partij3] , gevestigd aan de [adres1] ), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (portefeuille met daarin een) geldbedrag van ongeveer 1058 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij2] en/of [naam1] , heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam2] en/of [benadeelde partij2] en/of [benadeelde partij1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door

- met een mes te zwaaien, en/of een mes ter hoogte van het gezicht van voornoemde [naam2] te bewegen en/of
- die [naam2] bij zijn kraag te pakken en/of hem richting de achterzijde van de winkel te duwen en/of te zeggen “Geld” en/of “Naar achteren” en/of
- te zeggen en/of roepen en/of schreeuwen “Kluis open, geef geld”, en/of “Openmaken, ik snijd je keel door” en/of
- voornoemde [naam2] op een stoel te duwen/zetten en/of een mes tegen/op zijn keel te zetten/houden/duwen en/of
- voornoemde [benadeelde partij2] van achteren beet te pakken en/of haar in een hoek te drukken en/of
- voornoemde [benadeelde partij1] van achteren vast te pakken/houden en/of te zeggen “Rustig blijven. Dit is een overval. Ik wil geld” en/of
- enkele centimeters boven het hoofd van die [benadeelde partij1] een mes te houden en/of
- de portefeuille uit de handen van die [naam2] te grissen/pakken/trekken;
1.
Subsidiair

een of meer anderen op of omstreeks 7 november 2019 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland (uit [benadeelde partij3] , gevestigd aan de [adres1] ), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (portefeuille met daarin een) geldbedrag van ongeveer 1058 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij2] en/of [naam1] , heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen [naam2] en/of [benadeelde partij2] en/of [benadeelde partij1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door

- met een mes te zwaaien, en/of een mes ter hoogte van het gezicht van voornoemde [naam2] te bewegen en/of
- die [naam2] bij zijn kraag te pakken en/of hem richting de achterzijde van de winkel te duwen en/of te zeggen “Geld” en/of “Naar achteren” en/of
- te zeggen en/of roepen en/of schreeuwen “Kluis open, geef geld”, en/of “Openmaken, ik snijd je keel door” en/of
- voornoemde [naam2] op een stoel te duwen/zetten en/of een mes tegen/op zijn keel te zetten/houden/duwen en/of
- voornoemde [benadeelde partij2] van achteren beet te pakken en/of haar in een hoek te drukken en/of
- voornoemde [benadeelde partij1] van achteren vast te pakken/houden en/of te zeggen “Rustig blijven. Dit is een overval. Ik wil geld” en/of
- enkele centimeters boven het hoofd van die [benadeelde partij1] een mes te houden en/of
- de portefeuille uit de handen van die [naam2] te grissen/pakken/trekken,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 7 november 2019 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden- Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- de vluchtauto ter beschikking te stellen en/of te besturen en/of
- op de uitkijk te staan en/of door tijdens de overval telefonisch contact met zijn mededaders te hebben en/of
- na afloop met zijn mededaders de plaats van de overval te verlaten;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Standpunt van het OM
De advocaat-generaal heeft veroordeling bepleit ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verklaring van verdachte over zijn aanwezigheid in de buurt van de overval rond het tijdstip dat deze heeft plaatsgevonden, is onvoldoende geloofwaardig. Daar komt bij dat uit het proces-verbaal van bevindingen betreffende het uitkijken van camerabeelden blijkt dat verdachte op de uitkijk heeft gestaan en uit het proces-verbaal van bevindingen van historische telefoongegevens blijkt dat verdachte tijdens de overval contact heeft gehad met een van de medeverdachten. Voorts blijkt dat verdachte na de overval eenzelfde zendmast heeft aangestraald als zijn medeverdachten. Aldus is verdachte zowel voor, gedurende als na de overval in de aanwezigheid van zijn medeverdachten geweest en heeft hij handelingen verricht die een materiële en intellectuele bijdrage van voldoende gewicht opleveren om te kunnen spreken van het medeplegen van de overval op de drogisterij.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde. De verdediging heeft daartoe – kortgezegd – aangevoerd dat uit het dossier onvoldoende blijkt van betrokkenheid van verdachte bij de tenlastegelegde feiten.
Oordeel van het hof
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 16-013933-20 onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Uit het dossier komt naar voren dat verdachte op 7 november 2019 te [plaats] in de buurt is geweest van een overval op een drogisterij omstreeks het tijdstip dat deze overval heeft plaatsgevonden. Daarbij is komen vast te staan, hetgeen de verdachte niet heeft ontkend, dat verdachte voor de overval in dezelfde auto heeft gezeten als de medeverdachten en (telefonisch) contact heeft gehad met een van de medeverdachten voordat de overval plaatsvond. Desalniettemin blijkt naar het oordeel van het hof uit het dossier onvoldoende van verdachtes betrokkenheid voor, tijdens en na de overval om tot een veroordeling te komen ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde medeplegen van en de onder 1 subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid aan de overval op de drogisterij.
Zo blijkt uit het dossier niet dat verdachte vooraf betrokken is geweest bij het plannen van de overval en is niet duidelijk waarover verdachte met zijn medeverdachte heeft gesproken gedurende het telefoongesprek dat rond het tijdstip van de overval heeft plaatsgevonden. Ook blijkt uit het dossier niet zonder meer dat verdachte op de uitkijk heeft gestaan ten tijde van de overval. Voorts wordt de verklaring van verdachte over zijn aanwezigheid nabij de plek van de overval (te weten: de bushalte waar verdachte naar eigen zeggen op een vriend zou hebben gewacht) nádat deze heeft plaatsgevonden, niet zonder meer weerlegd door de stukken die zich in het dossier bevinden. Zo strookt het gegeven dat zijn telefoon een zendmast aanstraalt in de buurt van de plek waar de overval heeft plaatsgevonden met zijn verklaring dat hij aan het wachten was bij de bushalte, hetgeen op zijn beurt steun vindt in de ov-chipkaartgegevens van verdachte.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.612,32. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 900,00.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-013933-20 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.225,12. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-013933-20 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.320,22. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-013933-20 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-013933-20 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast de
teruggaveaan de rechthebbende(n) van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 1 stk telefoontoestel G2564863 (omschrijving: zwart, merk: IPhone)
  • 1 stk telefoontoestel G2564869 (omschrijving: zwart, merk: IPhone)

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij3]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
De voorlopige hechtenis
Heft op het – geschorste – tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. L.J. Bosch, voorzitter,
mr. E.M.J. Brink en mr. J.A.A.M. van Veen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van D. Janssen, griffier,
en op 28 december 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.