ECLI:NL:GHARL:2020:10828

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 december 2020
Publicatiedatum
29 december 2020
Zaaknummer
21-000167-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan hennepteelt en mishandeling met vrijspraak voor diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand voor medeplichtigheid aan het telen van hennep en het medeplegen van mishandeling. De verdachte had haar woning ter beschikking gesteld voor de inrichting van een hennepkwekerij, waarvoor zij tegen betaling betrokken was. Echter, zij is vrijgesproken van de diefstal van elektriciteit, omdat het hof niet overtuigd was van haar betrokkenheid bij deze diefstal. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet als medepleger kan worden gekwalificeerd, aangezien haar bijdrage aan de hennepkwekerij beperkt was tot het beschikbaar stellen van haar woning. De mishandeling van de benadeelde partij is wel bewezen, waarbij het hof heeft geoordeeld dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en een mededader. De verdachte heeft eerder onherroepelijk veroordelingen op haar naam staan, wat meegewogen is in de strafoplegging. Het hof heeft de strafoplegging als passend en geboden beschouwd, met het oog op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000167-19
Uitspraak d.d.: 28 december 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 10 januari 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-168260-18 en 18-115180-18, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 december 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het haar in de zaak met parketnummer 18-168260-18 onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde en het haar in de zaak met parketnummer 18-115180-18 tenlastegelegde tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsvrouw,
mr. T.S.S. Overes, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is door de politierechter ter zake van het opzettelijk aanwezig hebben van hennep (onder 1 primair), diefstal van elektriciteit (onder 2 primair) en het medeplegen van mishandeling veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 18-168260-18:
1. primair
zij in of omstreeks de periode van 22 juli 2017 tot en met 23 november 2017 te [plaats1] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 3808 gram hennep en/of ongeveer 140, althans een groot aantal, hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
1. subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 22 juli 2017 tot en met 23 november 2017 te [plaats1] met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan [adres] een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 3808 gram hennep en/of ongeveer 140, althans een groot aantal, hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks
23 november 2017 te [plaats1] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2. primair
zij in of omstreeks de periode van 22 juli 2017 tot en met 23 november 2017 te [plaats1] een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam1] NV, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2. subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 22 juli 2017 tot en met 23 november 2017 te [plaats1] een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die onbekend gebleven personen en/of aan verdachte toebehoorde, te weten aan [naam1] NV, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk tot te eigenen, terwijl die verdachte en/of een of meer onbekend gebleven personen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 22 juli 2017 tot en met 23 november 2017 te [plaats1] , opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door het pand aan de [adres] ter beschikking te stellen;
Zaak met parketnummer 18-115180-18 (gevoegd):
zij op of omstreeks 5 maart 2017, te [plaats2] , in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [benadeelde partij] heeft mishandeld door (meermalen) in/tegen het gezicht en/of het hoofd te stompen en/of te slaan en/of met een schoen op/tegen het gezicht en/of hoofd te slaan en/of (meermalen) op/tegen het lichaam te stompen en/of te slaan.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer
18-168260-18 onder 1 primair, 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Daartoe overweegt het hof het volgende.
Door en namens verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat haar betrokkenheid bij de hennepkwekerij beperkt is gebleven tot het tegen betaling beschikbaar stellen van haar woning. Met het feit dat in haar woning een hennepkwekerij werd gebouwd was zij bekend. Feitelijke betrokkenheid bij de kwekerij heeft verdachte niet gehad.
Uitgaande van deze verklaring komt het hof tot het oordeel dat haar bijdrage aan de hennepkwekerij en haar betrokkenheid bij de diefstal van elektriciteit niet als medeplegen kan worden gekwalificeerd. Derhalve dient verdachte te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde.
Voor een bewezenverklaring ter zake van de onder 2 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan diefstal van elektriciteit dient te worden vastgesteld dat verdachte tweeledig opzet heeft gehad. Uit wettige bewijsmiddelen moet blijken dat het opzet was gericht op, enerzijds, het misdrijf dat werd ondersteund en, anderzijds, op die ondersteuning zelf. Met betrekking tot de diefstal van elektriciteit is het hof van oordeel dat dit (voorwaardelijk) dubbel opzet onvoldoende uit het voorhanden bewijs kan worden afgeleid. Dit brengt mee dat verdachte ook van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De in de zaak met parketnummer 18-168260-18 onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan het opzettelijk telen van hennep kan wettig en overtuigend worden bewezen. Hiertoe zal het hof in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest volstaan met een opsomming van de gebezigde bewijsmiddelen op de voet van artikel 359 lid 3 Sv, tweede volzin, nu verdachte dit onderdeel van de tenlastelegging heeft bekend en namens haar aangaande deze verdenking geen vrijspraak is bepleit.
Ten aanzien van het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder parketnummer 18-115180-18 tenlastegelegde, overweegt het hof dat dit verweer wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof neemt de verklaring van aangeefster [benadeelde partij] als uitgangspunt nu deze wordt ondersteund door de verklaringen van de getuigen [getuige1] , [getuige2] en [getuige3] . Uit die verklaringen blijkt dat aangeefster [benadeelde partij] met haar fiets bij een tankstation stond, toen zij door [naam2] met een schoen op haar hoofd werd geslagen. Kort hierna mengde verdachte zich erin en begon ook verdachte aangeefster te slaan. Nadat aangeefster het tankstation was binnengerend, zijn [naam2] en verdachte achter haar aan gerend en hebben zij aangeefster tezamen meerdere malen geslagen.
Op grond van het bovenstaande verwerpt het hof het bewijsverweer van de verdediging.
Medeplegen
Op grond van de hiervoor bedoelde bewijsmiddelen komt het hof tot het bewijs van medeplegen nu sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking die onder meer blijkt uit de gezamenlijke uitvoering van het geweldsmisdrijf. Verdachte en [naam2] hebben gelijktijdig fors geweld op [benadeelde partij] uitgeoefend.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-168260-18 onder 1 subsidiair en in de zaak met parketnummer 18-115180-18 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 18-168260-18:
1. subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen in de periode van 22 juli 2017 tot en met 23 november 2017 te [plaats1] met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan [adres] een hoeveelheid van 140 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot het plegen van welk misdrijf verdachte te [plaats1] opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door aan die onbekend gebleven persoon voornoemd pand voor het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
Zaak met parketnummer 18-115180-18 (gevoegd):
zij op of omstreeks 5 maart 2017, te [plaats2] , tezamen en in vereniging met een ander, [benadeelde partij] heeft mishandeld door meermalen tegen het gezicht en het hoofd te slaan en meermalen tegen het lichaam te slaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-168260-18 onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in de zaak met parketnummer 18-115180-18 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft anderen in de gelegenheid gesteld om in haar woning een hennepkwekerij met een aanzienlijk aantal hennepplanten in te richten en te exploiteren. Door dit handelen heeft verdachte bijgedragen aan de bevordering en instandhouding van het illegale softdrugscircuit. Algemeen bekend is dat dergelijke feiten plegen te leiden tot allerlei maatschappelijke problemen waaronder in de omliggende woongemeenschap. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van [benadeelde partij] . Door aldus te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster en heeft zij haar pijn toegebracht.
Ten nadele van verdachte blijkt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van
6 november 2020 dat zij eerder onherroepelijk is veroordeeld.
Gelet op de aard en de ernst van de door verdachte gepleegde feiten, in combinatie met haar justitiële documentatie en het tijdsverloop, is het hof van oordeel dat de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf passend en geboden is. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient als stok achter de deur teneinde te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 48, 57, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-168260-18 onder 1 primair, 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-168260-18 onder 1 subsidiair en in de zaak met parketnummer
18-115180-18 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-168260-18 onder 1 subsidiair en in de zaak met parketnummer 18-115180-18 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. M. Aksu, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. J. Dolfing, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.J. Samplonius, griffier,
en op 28 december 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.