ECLI:NL:GHARL:2020:10826

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 december 2020
Publicatiedatum
29 december 2020
Zaaknummer
21-000159-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over rijden met ongeldig verklaard rijbewijs en oplegging van taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1984, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte was op 20 juli 2019 als bestuurder van een personenauto op de A1 aangetroffen, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De advocaat-generaal had gevorderd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde en veroordeling tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met een proeftijd van 3 jaren.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte eerder onherroepelijk was veroordeeld voor soortgelijke overtredingen, wat zijn recidive onderstreept. Tijdens de zitting heeft de verdachte verzocht om een lichtere straf, rekening houdend met zijn gezinssituatie. Het hof heeft echter geoordeeld dat de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte een zwaardere straf rechtvaardigen. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken, met een proeftijd van 3 jaren. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de strafoplegging gemotiveerd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000159-20
Uitspraak d.d.: 28 december 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 13 januari 2020 met parketnummer 96-225930-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 december 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde en veroordeling van verdachte tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, en een voorwaardelijk gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 3 jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.A.A.M. Rupert, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij bovengenoemd vonnis is verdachte ter zake het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 20 juli 2019 te [plaats] , gemeente [gemeente] terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de A1, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 juli 2019 te [plaats] , gemeente [gemeente] terwijl hij redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, de A1, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft een auto bestuurd ondanks dat hij daartoe op dat moment niet bevoegd was omdat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard door het CBR. Dergelijke beslissingen van het CBR hebben tot doel de verkeersveiligheid te bevorderen. De verdachte, die van de ongeldigverklaring op de hoogte moet zijn geweest dan wel kon zijn, heeft zich hier niets van aangetrokken.
Het hof heeft kennisgenomen van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 november 2020. Daaruit blijkt dat de verdachte voorafgaand aan het bewezenverklaarde al eerder onherroepelijk is veroordeeld, onder andere voor het overtreden van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet. Die veroordelingen hebben de verdachte er klaarblijkelijk niet van weerhouden opnieuw de fout in te gaan.
Het hof houdt voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die tijdens het onderzoek ter terechtzitting van het hof zijn besproken. De verdachte en zijn raadsvrouw hebben ter zitting van het hof verzocht om af te zien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, met name met het oog op de gezinssituatie van de verdachte, en in plaats daarvan een geldboete en/of een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende en in onderling verband en samenhang bezien, oplegging van een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis en een voorwaardelijk gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van drie jaren passend en geboden. Oplegging van een lagere of andersoortige straf zou, mede gelet op verdachtes recidive, onvoldoende recht doen aan de ernst van het bewezenverklaarde feit.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. G. Souer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Dörholt, griffier,
en op 28 december 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.