ECLI:NL:GHARL:2020:10816

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 december 2020
Publicatiedatum
28 december 2020
Zaaknummer
20/00388, 20/00389 en 20/00390
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake leges voor omgevingsvergunningen voor drie bouwwerken

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende [X] [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 januari 2020. De rechtbank had de bezwaren van belanghebbende tegen drie aanslagen leges van elk € 300, opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Montferland, ongegrond verklaard. De aanslagen waren opgelegd in verband met de aanvragen voor omgevingsvergunningen voor het legaliseren van drie bouwwerken: een volière met nachthok, een tuinhuis en een bijgebouw. Belanghebbende stelde dat hij met één aanvraag had kunnen volstaan en dat er dus slechts eenmaal leges geheven hadden mogen worden.

Tijdens de zitting op 17 november 2020 werd het standpunt van belanghebbende besproken, waarbij hij aanvoerde dat de heffingsambtenaar in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel had gehandeld door drie afzonderlijke aanslagen op te leggen. Het Hof oordeelde echter dat belanghebbende bewust had gekozen voor drie afzonderlijke aanvragen, wat leidde tot drie afzonderlijke legesheffingen. Het Hof bevestigde dat de heffingsambtenaar niet verplicht was om belanghebbende vooraf te wijzen op de gevolgen van de legesheffing, aangezien deze waren vastgelegd in de Legesverordening van de gemeente Montferland.

Het Hof concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werden geen proceskosten toegewezen, en belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
nummers 20/00388, 20/00389 en 20/00390
uitspraakdatum: 29 december 2020
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 januari 2020, zaaknummers AWB 19/3779, 19/3780 en 19/3781, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Montferland(hierna: de heffingsambtenaar).

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende drie aanslagen leges opgelegd ten bedrage van elk € 300.
1.2
Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar de opgelegde aanslagen gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 16 januari 2020 ongegrond verklaard.
1.4
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
1.6
Het onderzoek ter zitting heeft op digitale wijze plaatsgevonden op 17 november 2020 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede [A] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [B] .
1.7
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.De vaststaande feiten

2.1
Belanghebbende heeft op 16 oktober 2018 drie aanvragen ingediend voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het legaliseren van drie bestaande bouwwerken, te weten: één aanvraag voor een volière met nachthok (Tutenhok), één aanvraag voor een tuinhuis (Proathuus) en één aanvraag voor een bijgebouw (Holthok).
2.2
Bij drie afzonderlijke besluiten van 13 december 2018 heeft het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Montferland de aanvragen van belanghebbende geweigerd. Voor het in behandeling nemen van de aanvragen zijn dezelfde dag drie aanslagen leges opgelegd ten bedrage van elk € 300. In totaal is dus € 900 aan leges in rekening gebracht.
2.3
De aanslagen zijn opgelegd met toepassing van de Legesverordening 2018 van de gemeente Montferland (hierna: de Verordening). De Verordening bepaalt dat leges worden geheven voor het in behandeling nemen van een aanvraag omgevingsvergunning. Het tarief bedraagt per aanvraag minimaal € 300.
2.4
Belanghebbende is in de afgelopen jaren in diverse procedures en overleggen met de gemeente Montferland verzeild geraakt met betrekking tot omgevingsvergunningen en handhaving daarvan aangaande een aan zijn moeder in eigendom toebehorende perceel met bijgebouwen. Daarbij is steeds het kenmerk [00000] gebruikt. Dit kenmerk heeft hij ook gebruikt bij de onderhavige vergunningaanvragen.

3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1
In geschil is of de bestreden aanslagen terecht zijn opgelegd.
3.2
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van twee van de bestreden aanslagen.
3.3
De heffingsambtenaar beantwoordt de hiervoor - onder 3.1 - vermelde vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
3.4
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

4.Beoordeling van het geschil

4.1
Belanghebbende heeft gesteld dat hij voor de drie bouwwerken met één aanvraag had kunnen volstaan en dat daarom slechts eenmaal leges kunnen worden geheven.
4.2
Primair heeft belanghebbende in dat kader gesteld dat hij in de eerste aanvraag betreffende de volière met nachthok (Tutenhok) tevens heeft gerefereerd aan het tuinhuis (Proathuus) en het andere bijgebouw (Holthok). Daarmee zou sprake zijn van één aanvraag voor alle drie bijgebouwen tezamen. Uit de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting van het Hof wordt evenwel duidelijk dat hij in een tijdsbestek van tien minuten op elektronische wijze drie aanvragen heeft gedaan om aan elk van de aanvragen “een afzonderlijke juridische status” te geven.
4.3
Vaststaat daarmee dat belanghebbende drie aanvragen heeft ingediend en dat deze aanvragen in behandeling zijn genomen. Gelet op de Verordening, heeft het belastbare feit van het in behandeling nemen van een aanvraag zich derhalve drie keer voorgedaan, terwijl het tarief € 300 per in behandeling genomen aanslag bedraagt, zodat de bestreden aanslagen overeenkomstig de Verordening zijn opgelegd.
4.4
Belanghebbende is subsidiair van mening dat de laatste twee van de bestreden aanslagen in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, en in het bijzonder het zorgvuldigheidsbeginsel, zijn opgelegd. Belanghebbende schrijft in zijn hogerberoepschrift dienaangaande onder meer:

De 1e aanvraag (3779) refereert naar3bouwwerken terwijl er slechts1genoemd wordt bij de bijlagen. De andere aanvragen(3780 / 3781) refereren eveneens naar de handhaving en
legalisatie en hebben ook aanvullende bijlagen die vervolgens weer refereren naar de 1e
aanvraag!
Om duidelijkheid te creeeren heb ik ervoor gekozen om aanvullend de 2 andere aanvragen
in te dienen om hier in de toekomst apart over te kunnen / moeten communiceren,
refererend naar het bekende nummer [00000] . Het zou immers gegarandeerd een
onderdeel gaan vormen van de komende rechtzaak.
Inzake alle 3 bouwwerken is door de dezelfde ambtenaar opvraag gedaan mbt allerhande
maten waarbij ik uiteraard eea aangeleverd heb maar tevens heb verwezen naar de
legalisatie van een bestaande situatie met nummer [00000] .
Ik was stomverbaasd toen ik vervolgens 3x een aanslag kreeg voor leges a €300,=”.
4.5
Naar het oordeel van het Hof, kan, mede gelet op de – uit de hiervoor onder 4.4 aangehaalde passage blijkende – bewuste keuze van belanghebbende voor drie afzonderlijke aanvragen, niet worden gezegd dat de heffingsambtenaar bij de oplegging van de bestreden aanslagen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel heeft gehandeld. Het Hof overweegt dienaangaande dat op de heffingsambtenaar niet de plicht rust voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvragen van een omgevingsvergunning een aanvrager te wijzen op de gevolgen voor de heffing van leges. Deze gevolgen zijn immers gepubliceerd in de Verordening.
4.6
In eerste aanleg heeft belanghebbende in het kader van zijn beroep op het zorgvuldigheidsbeginsel nog gesteld dat hij, anders dan bij een eerdere aanvraag, niet vooraf door de heffingsambtenaar of een andere gemeenteambtenaar is geadviseerd om één aanvraag in te dienen in plaats van drie. Nog daargelaten dat belanghebbende tegenover de gemotiveerde betwisting door de heffingsambtenaar, niet aannemelijk heeft kunnen maken dat van een dergelijk eerder advies van de zijde van de heffingsambtenaar of gemeente sprake is geweest, blijkt uit het hiervoor – onder 4.4 – aangehaalde hogerberoepschrift zonder meer dat belanghebbende zelf bewust heeft gekozen voor drie afzonderlijke aanvragen.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. van der Wal, voorzitter, mr. J.W. baron van Knobelsdorff en mr. A. van Dongen, in tegenwoordigheid van mr. K. de Jong-Braaksma als griffier.
De beslissing is op 29 december 2020 in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd de uitspraak De voorzitter,
te tekenen.
(K. de Jong-Braaksma)
(P. van der Wal)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 5 januari 2021.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.