In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende [X] [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 januari 2020. De rechtbank had de bezwaren van belanghebbende tegen drie aanslagen leges van elk € 300, opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Montferland, ongegrond verklaard. De aanslagen waren opgelegd in verband met de aanvragen voor omgevingsvergunningen voor het legaliseren van drie bouwwerken: een volière met nachthok, een tuinhuis en een bijgebouw. Belanghebbende stelde dat hij met één aanvraag had kunnen volstaan en dat er dus slechts eenmaal leges geheven hadden mogen worden.
Tijdens de zitting op 17 november 2020 werd het standpunt van belanghebbende besproken, waarbij hij aanvoerde dat de heffingsambtenaar in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel had gehandeld door drie afzonderlijke aanslagen op te leggen. Het Hof oordeelde echter dat belanghebbende bewust had gekozen voor drie afzonderlijke aanvragen, wat leidde tot drie afzonderlijke legesheffingen. Het Hof bevestigde dat de heffingsambtenaar niet verplicht was om belanghebbende vooraf te wijzen op de gevolgen van de legesheffing, aangezien deze waren vastgelegd in de Legesverordening van de gemeente Montferland.
Het Hof concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werden geen proceskosten toegewezen, en belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.