ECLI:NL:GHARL:2020:10803

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 december 2020
Publicatiedatum
24 december 2020
Zaaknummer
21-006384-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vrijspraak in hoger beroep overval op snackbar

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde overval op een snackbar, gepleegd op 30 augustus 2016. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Tijdens de zittingen op 28 juli 2020 en 10 december 2020 heeft het hof het dossier bestudeerd en de verklaringen van de betrokkenen gehoord, waaronder die van de verdachte en zijn raadsman, mr. B.P.M. Canoy.

Het hof heeft de verklaring van een getuige, die mogelijk belastend zou zijn voor de verdachte, niet bruikbaar geacht. Deze verklaring was pas 10 maanden na de overval afgelegd en de getuige had mogelijk een haperend geheugen door zijn drink- en blowgedrag. Het hof concludeert dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist en bevestigt de vrijspraak van de verdachte. De beslissing van het hof is genomen met inachtneming van de argumenten die door de rechtbank zijn aangevoerd en de verdediging heeft deze conclusie onderschreven.

Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank en verklaart de verdachte niet schuldig aan de overval, waarmee de eerdere vrijspraak in stand blijft. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. L.T. Wemes, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006384-18
Uitspraak d.d.: 23 december 2020
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 13 november 2018 met parketnummer 18-730332-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 28 juli 2020 en 10 december 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
  • vernietiging van het vonnis,
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde,
  • veroordeling tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met een proeftijd van 3 jaren, met de door de reclassering in het advies van 7 december 2020 geadviseerde bijzondere voorwaarden, en een taakstraf van 220 uur, subsidiair 110 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. B.P.M. Canoy, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 13 november 2018, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van het primair en subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.

Overweging

Doorslaggevend voor de vraag of het strafdossier in onderhavige zaak voldoende wettig bewijs bevat voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde overval op snackbar ‘ [naam] ’ te [plaats] op 30 augustus 2016, is of de verklaring van getuige [getuige] bruikbaar is voor ondersteuning van de belastende verklaring van verdachtes medeverdachte [medeverdachte] . Enkel haar verklaring wijst namelijk op een mogelijke directe of indirecte betrokkenheid van verdachte bij dit delict.
Anders dan de officier van justitie in eerste aanleg en de advocaat-generaal in hoger beroep maar in lijn met hetgeen daaromtrent de rechtbank heeft overwogen en door de verdediging is beaamd, acht het hof die verklaring van getuige [getuige] daartoe niet geschikt. De verklaring is eerst 10 maanden na het ten laste gelegde voorval afgelegd, waarbij naar voren komt dat de getuige wellicht vanwege zijn drink- en blowgedrag over een haperend geheugen lijkt te beschikken. Eveneens blijkt - zoals de rechtbank het heeft verwoord – dat de vraagstelling in het verhoor van deze getuige niet vrij is van door de verbalisanten gegeven sturende informatie.
Het hof is derhalve van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist en verdachte heeft vrijgesproken. Het hof zal het vonnis dan ook met overneming van die gronden bevestigen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. F. van der Maden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, griffier,
en op 23 december 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.