ECLI:NL:GHARL:2020:10801

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 december 2020
Publicatiedatum
24 december 2020
Zaaknummer
200.279.291/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad en zorgregeling voor minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een verzoek van de moeder tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland. De moeder en vader zijn gezamenlijk gezaghebbende ouders van een minderjarige, geboren in 2018. De rechtbank had eerder een zorg- en contactregeling vastgesteld, waartegen de moeder in hoger beroep is gekomen. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 december 2020 hebben beide ouders hun intentie uitgesproken om zich aan te melden voor ouderschaps- en contactbegeleiding. Het hof heeft besloten de behandeling aan te houden en de raad voor de kinderbescherming te verzoeken een onderzoek in te stellen naar de meest geschikte regeling voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De moeder heeft haar verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring ingetrokken, waardoor het hof haar niet-ontvankelijk heeft verklaard in dit verzoek. De zaak zal worden voortgezet na ontvangst van het rapport van de raad, met een nader onderzoek onder leiding van raadsheer-commissaris K.A.M. van Os - ten Have.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.279.291/01 en 200.279.291/02
(zaaknummer rechtbank Gelderland 349088)
beschikking van 22 december 2020
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.E.M. Messink te Wijchen,
en
[verweerder],
wonende te [B] ,
verweerder in hoger beroep, verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.G.J. van Kerkhof te Gilze, gemeente Gilze en Rijen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 5 april 2019, 24 oktober 2019 en 3 maart 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 3 maart 2020 wordt verder de bestreden beschikking genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in de zaak met nummer 200.279.291/01 blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 2 juni 2020;
- het verweerschrift met productie;
- een journaalbericht van mr. Van Kerkhof van 27 juli 2020 met productie;
- een journaalbericht van mr. Messink van 18 november 2020 met producties;
- een journaalbericht van mr. Messink van 19 november 2020 met producties;
- een journaalbericht van mr. Van Kerkhof van 30 november 2020 met productie en een verslag van [C] .
2.2
Het verloop van de procedure in de zaak met nummer 200.279.291/02 blijkt uit:
- het incidenteel verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, ingekomen op 15 september 2020;
- een journaalbericht van mr. Messink van 20 oktober 2020.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 1 december 2020 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- [D] , namens de raad voor de kinderbescherming.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2018 te [E] , over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.2
In de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank een zorg- en contactregeling tussen de vader en [de minderjarige] vastgesteld van minimaal tweemaal in de week, namelijk een dag in het weekend van 10:00 uur tot 17:00 uur en daarnaast een ander contactmoment van twee uur, waarbij geldt dat naar deze regeling wordt toegewerkt, in die zin dat er binnen vier weken na heden vijfmaal minimaal een keer per week een uur begeleid contact is, onder begeleiding van [C] en daarna onbegeleid contact plaatsvindt, waarbij de zorgregeling in overleg tussen de ouders en eventueel de hulpverlening wordt uitgebreid naar de vastgestelde zorgregeling.
3.3
De man heeft een kort geding tegen de vrouw aangespannen bij de rechtbank tot nakoming van de beschikking van 3 maart 2020. Op de zitting bij de rechtbank van 26 mei 2020 zijn de volgende aanvullende afspraken tussen partijen met betrekking tot de zorg- en contactregeling gemaakt:
- de moeder zal de vader na de zitting bellen en in dat gesprek de vader informeren over [de minderjarige] , zodat de vader zich een goed beeld kan vormen van zijn dochter en hij goed vorm kan geven aan het contact dat hij gaat hebben met [de minderjarige] ,
- Op 2e Pinksterdag om 11.00 uur zullen partijen en [de minderjarige] elkaar treffen voor de [F] in [G] waarna de vader in aanwezigheid van de moeder contact zal hebben met [de minderjarige] ; daarbij is het van belang dat de moeder de vader de ruimte biedt om met [de minderjarige] te praten en te spelen, het is immers de bedoeling dat [de minderjarige] vertrouwd raakt met de vader.
- Op 6 juni, 13 juni, 20 juni, 27 juni en 4 juli 2020 staan contacten ingepland bij [C] ; deze bezoeken dienen zonder meer doorgang te vinden.
3.4
Bij het - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - vonnis van 17 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter de moeder veroordeeld om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis onverminderd uitvoering te geven aan de contactregeling zoals deze is vastgelegd in de bestreden beschikking, dit op straffe van een door de moeder aan de vader te betalen dwangsom van € 500,- voor ieder dagdeel dat de moeder nalatig is om aan dit vonnis te voldoen, tot een maximum van € 10.000,- en de vader gemachtigd om met behulp van de sterke arm van justitie en politie tenuitvoerlegging van dit vonnis te bewerkstelligen indien de moeder in gebreke blijft.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen hen betreffende [de minderjarige] .
4.2
De moeder heeft het hof in de zaak, bij het hof geregistreerd onder nummer 200.279.291/02, verzocht bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking te schorsen totdat in hoger beroep een eindbeslissing is genomen, kosten rechtens.
4.3
De moeder is in de zaak, bij het hof geregistreerd onder nummer 200.279.291/01 met zes grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, en zo nodig onder aanvulling en verbetering van gronden, de bestreden beschikking te vernietigen waar het de zorgregeling betreft.
4.4
De vader voert verweer en verzoekt de moeder in haar verzoek niet-ontvankelijk te
verklaren, dan wel haar verzoek af te wijzen als ongegrond of onbewezen.

5.De motivering van de beslissing

verzoek tot schorsing (zaaknummer. 200.279.291/02)
5.1
De moeder heeft het hof bij het onder 2.2. vermelde journaalbericht van haar advocaat laten weten dat zij het verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking wenst in te trekken. Dit brengt mee dat het hof de moeder niet-ontvankelijk zal verklaren in haar verzoek.
de hoofdzaak (zaaknummer 200.279.291/01)
5.2
De ouders hebben samen het gezag. Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan onder andere
een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben, omvatten.
5.3
Het hof acht zich op grond van de nu beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen geven. Daarom zal het hof de behandeling van de zaak aanhouden en de raad verzoeken een onderzoek in te stellen naar de vraag welke regeling voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders het meest in het belang van [de minderjarige] is. Het hof zal de raad verzoeken hierover te rapporteren.
5.4
De moeder en de vader hebben op de mondelinge behandeling het voornemen uitgesproken het raadsonderzoek niet af te wachten, maar zich via het sociaal wijkteam aan te melden voor ouderschaps- en contactbegeleiding bij [H] .

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
in de zaak met nummer 200.279.291/02
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van
3 maart 2020;
in de zaak met nummer 200.279.291/01
alvorens verder te beslissen:
verzoekt de raad een nader onderzoek in te (doen) stellen als hiervoor onder 5.3 omschreven en daaromtrent uiterlijk op
21 mei 2021te rapporteren;
bepaalt dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet op een na ontvangst van het rapport van de raad te bepalen datum, waarvoor partijen en de raad zullen worden opgeroepen.
bepaalt dat het onderzoek door de raad zal worden verricht onder leiding van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. K.A.M. van Os - ten Have;
bepaalt dat de raad zich voor vragen of opmerkingen betreffende het onderzoek zal kunnen wenden tot voornoemde raadsheer-commissaris;
bepaalt dat partijen hun inlichtingen en verzoeken dienen te richten aan de raadsheer-commissaris.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os - ten Have, voorzitter, E.B. Knottnerus en J.H. Lieber, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. Lieber, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, en is op 22 december 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.