ECLI:NL:GHARL:2020:10787

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 december 2020
Publicatiedatum
23 december 2020
Zaaknummer
21-004621-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake belaging met voorwaardelijke taakstraf en contactverbod

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1987, was in eerste aanleg veroordeeld voor belaging van een benadeelde partij, met als gevolg een voorwaardelijke taakstraf van 70 uren en een contactverbod van 1 jaar. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard, voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak in een andere zaak. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het contactverbod is omgevormd tot een bijzondere voorwaarde van de voorwaardelijke veroordeling. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij door veelvuldig contact met haar op te nemen, ondanks dat zij had aangegeven geen contact te willen. Het hof heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de eerder opgelegde straf bevestigd, met de toevoeging van het contactverbod als bijzondere voorwaarde. De beslissing is genomen na zorgvuldige overweging van de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004621-19
Uitspraak d.d.: 23 december 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 10 december 2018 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-167136-17 en 18-151455-18, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 10 december 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. C.J. Nierop, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 18-167136-17 tenlastegelegde, dient verdachte daarin niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij het hiervoor genoemde vonnis vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 18-167136-17 tenlastegelegde en ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-151455-18 tenlastegelegde (belaging) veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 70 uren, subsidiair 35 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de politierechter een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd in de vorm van een contactverbod voor de duur van 1 jaar. Dit verbod houdt in dat veroordeelde gedurende 1 jaar op geen enkele wijze direct of indirect contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde partij] , geboren op [geboortedatum1] 1990 te [plaats1] . Daarbij is, voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, bevolen dat voor iedere overtreding van het verbod 1 week vervangende hechtenis wordt toegepast, met een maximum van 10 weken.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover het aan het oordeel van het hof is onderworpen vernietigen en opnieuw rechtdoen omdat het tot een andere vorm komt waarin het op te leggen contactverbod wordt gegoten, namelijk niet in het kader van een vrijheidsbeperkende maatregel maar als een bijzondere voorwaarde gekoppeld aan een voorwaardelijke veroordeling.

De tenlastelegging

Aan verdachte is, voor zover in hoger beroep van belang, tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 18-151455-18:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2018 tot en met 4 juli 2018 te [plaats2] en/of te [plaats3] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde partij] , door in genoemde periode
- veelvuldig telefonisch contact op te nemen met die [benadeelde partij] en/of
- veelvuldig sms-berichten en/of e-mailberichten te versturen naar die [benadeelde partij]
met het oogmerk die [benadeelde partij] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-151455-18 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 18-151455-18:
hij in de periode van 1 april 2018 tot en met 4 juli 2018 te [plaats2] , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde partij] , door in genoemde periode
- veelvuldig telefonisch contact op te nemen met die [benadeelde partij] en
- veelvuldig sms-berichten en e-mailberichten te versturen naar die [benadeelde partij]
met het oogmerk die [benadeelde partij] , te dwingen iets te dulden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-151455-18 bewezenverklaarde levert op:
belaging.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van aangeefster [benadeelde partij] door haar veelvuldig te bellen, sms-berichten te versturen en mailberichten te versturen, terwijl zij te kennen heeft gegeven daarop geen prijs te stellen. Belaging is een ernstig feit nu het gaat om een misdrijf gericht tegen de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Verdachte heeft door zo te handelen inbreuk gemaakt op de privacy van aangeefster.
Uit het dossier is gebleken dat verdachte begin 2020 nog een aantal malen heeft geprobeerd contact te zoeken met aangeefster, wetende dat de politierechter dit bij vonnis uitdrukkelijk heeft verboden. Verdachte heeft hier ter zitting over verklaard dat het hem nu echt duidelijk is dat aangeefster geen contact met hem wil en dat hij geen contact meer met haar zal zoeken.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 november 2020 is gebleken dat verdachte niet eerder ter zake van strafbare feiten onherroepelijk tot een straf of maatregel is veroordeeld.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof van oordeel dat oplegging van de door de advocaat-generaal gevorderde voorwaardelijke taakstraf van 70 uren, subsidiair 35 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden is.
Nu verdachte begin 2020 opnieuw heeft geprobeerd contact te zoeken met aangeefster, acht het hof ook oplegging van een contactverbod als bijzondere voorwaarde een passende en noodzakelijke maatregel. Verdachte heeft uitdrukkelijk aangegeven geen intrinsieke behoefte aan contact met aangeefster meer te hebben; het contactverbod kan voor hem in die zin dienen als geheugensteuntje mocht hij - onverhoopt - aanvechtingen hebben weer contact op te nemen.
De aard en de ernst, alsmede de omstandigheid dat verdachte in het recente verleden opnieuw contact heeft gezocht met aangeefster, terwijl hem dat door de politierechter uitdrukkelijk was verboden, leiden ertoe dat het hof geen aanleiding ziet om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, zoals verzocht door de raadsman.
Anders dan door de raadsman bepleit is van een overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM geen sprake, nu er in geen van de stadia van de strafprocedure een termijnoverschrijding heeft plaatsgevonden waaraan naar geldend recht een rechtsgevolg zou moeten worden verbonden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-167136-17 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-151455-18 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-151455-18 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
70 (zeventig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
35 (vijfendertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen met [benadeelde partij] , geboren op [geboortedatum1] 1990 te [plaats1] .
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. L.T. Wemes en mr. F. van der Maden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, griffier,
en op 23 december 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.