ECLI:NL:GHARL:2020:10785

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 december 2020
Publicatiedatum
23 december 2020
Zaaknummer
21-006415-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1975, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 9 december 2019, waarin hij vrijgesproken werd van het primair en subsidiair ten laste gelegde, maar veroordeeld werd voor het meer subsidiair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf van 1 week, met aftrek van voorarrest. De politierechter had daarnaast de tenuitvoerlegging gelast van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 1 maand, die eerder was opgelegd op 6 februari 2019.

Tijdens de zittingen op 28 juli 2020 en 10 december 2020 heeft het hof de zaak onderzocht. De advocaat-generaal heeft gevorderd om het vonnis te vernietigen, vrijspraak te verzoeken voor de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, en een gevangenisstraf van 1 week op te leggen voor het meer subsidiair ten laste gelegde, met omzetting van de vordering tot tenuitvoerlegging in een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. Het hof heeft de argumenten van de verdachte en zijn raadsman, mr. B.P.M. Canoy, in overweging genomen.

Het hof heeft geoordeeld dat de politierechter op juiste gronden heeft geoordeeld en de opgelegde gevangenisstraf passend is. Het hof heeft het vonnis bevestigd, met uitzondering van de beslissing over de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. Het hof heeft besloten om in plaats van de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf een taakstraf van 120 uren op te leggen, omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Het hof heeft de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006415-19
Uitspraak d.d.: 23 december 2020
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 9 december 2019 met parketnummer 18-280831-19 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 18-920099-18, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 28 juli 2020 en 10 december 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis, vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde, bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde en veroordeling ter zake van dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week, met aftrek van voorarrest en omzetting van de vordering tot tenuitvoerlegging in een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. B.P.M. Canoy, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 9 december 2019, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van het primair en subsidiair tenlastegelegde vrijgesproken en verdachte ter zake van het meer subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week, met aftrek van voorarrest.
Daarnaast heeft de politierechter de tenuitvoerlegging gelast van 1 maand gevangenisstraf, verdachte op 6 februari 2019 voorwaardelijk opgelegd door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland (parketnummer 18-920099-18).
Het hof is van oordeel dat de politierechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Het hof acht, alles in samenhang beziend, de opgelegde gevangenisstraf passend en geboden en zal het vonnis bevestigen, behalve voor zover het betreft de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 1 maand, verdachte op 6 februari 2019 voorwaardelijk opgelegd door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland (parketnummer 18-920099-18).
Gezien het vorenstaande zal het vonnis waarvan beroep enkel op dat onderdeel worden vernietigd en zal in zoverre opnieuw worden rechtgedaan.
Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf
Bij het vonnis waarvan beroep is de tenuitvoerlegging gelast van een door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland bij vonnis van 6 februari 2019 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 maand (parketnummer 18-920099-18). Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken, en het hieruit voortvloeiende belang dat hij thans niet opnieuw gedetineerd raakt om zijn werk en woning te kunnen behouden, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van na te melden duur gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 6 februari 2019 met parketnummer 18-920099-18, te weten een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. F. van der Maden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, griffier,
en op 23 december 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.