ECLI:NL:GHARL:2020:10784

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 december 2020
Publicatiedatum
23 december 2020
Zaaknummer
21-003084-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal en verduistering, bewezenverklaring van schuldheling in hoger beroep na wijziging tenlastelegging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken van diefstal en verduistering, maar het hof heeft in hoger beroep de bewezenverklaring van schuldheling vastgesteld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 22 februari 2018, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het wegnemen van een fiets en gereedschapskoffers uit een tuin en schuur. Tijdens de zittingen op 28 juli en 10 december 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het eerdere vonnis en veroordeling van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal en verduistering, en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. Echter, het hof heeft wel bewezen geacht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling, omdat hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de goederen die hij had verworven, door misdrijf verkregen waren. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 55 dagen, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003084-18
Uitspraak d.d.: 23 december 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 17 mei 2018 met parketnummer 18-920058-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 28 juli 2020 en 10 december 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis, bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde en veroordeling ter zake van deze feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 55 dagen, met aftrek van voorarrest. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. B.P.M. Canoy, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij het hiervoor genoemde vonnis vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 22 februari 2018, te [plaats] in de gemeente [gemeente] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een (afgesloten) tuin bij een woning aan de [adres] (169) heeft weggenomen een fiets, merk: Gazelle en/of een krat bier, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadelde partij1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 22 februari 2018, te [plaats] in de gemeente [gemeente] , opzettelijk een krat bier en/of een fiets, merk: Gazelle), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadelde partij1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als (een) gevonden voorwerp(en), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
1. meer subsidiair
hij op of omstreeks 22 februari 2018 te [plaats] in de gemeente [gemeente] een fiets (van het merk Gazelle) en/of een krat bier heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde fiets wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2. primair
hij op of omstreeks 22 februari 2018, te [plaats] in de gemeente [gemeente] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een schuur/berging (na)bij een woning aan de [adres] (70) heeft weggenomen drie, althans een aantal, gereedschapskoffer(s), inhoudende (onder meer) elektrisch gereedschap, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2. subsidiair
hij op of omstreeks 22 februari 2018, te [plaats] in de gemeente [gemeente] , opzettelijk drie, althans een aantal, gereedschapskoffer(s), inhoudende (onder meer) elektrisch gereedschap, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als gevonden voorwerp(en), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2. meer subsidiair
hij op of omstreeks 22 februari 2018 te [plaats] in de gemeente [gemeente] drie, althans een aantal, gereedschapskoffer(s), inhoudende (onder meer) elektrisch gereedschap heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde fiets wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Het hof leest dat in het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde (regel 4) alleen ‘fiets’ is opgenomen. Het hof beschouwt dit – gelet op het onder 1 primair ten laste gelegde - als een kennelijke misslag en leest dit verbeterd als ‘fiets en krat bier’.
Verder leest het hof het onder 2 meer subsidiair tenlastegelegde ‘fiets’ als een kennelijke misslag en zal dit – gelet op het onder 2 primair ten laste gelegde - verbeterd lezen als ‘gereedschapskoffer(s)’.
De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
Indien in de tenlastelegging overige taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is ook daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak van diefstal en verduistering

Het hof is met de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte de onder 1 en 2 genoemde goederen heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Verdachte wordt daarom van de onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde diefstallen vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde, telkens verduistering van goederen, kan, gezien verdachtes op 3 mei 2018 ter zitting van de rechtbank afgelegde verklaring, niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte deze goederen anders dan door misdrijf onder zich had. Daarom wordt verdachte ook van deze feiten vrijgesproken.
Ook kan ten aanzien van het 1 meer subsidiair ten laste gelegde, gezien verdachtes hiervoor genoemde verklaring in samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen, niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat de fiets afkomstig was uit misdrijf. Verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring van heling

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 meer subsidiair en 2 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.meer subsidiair
hij op 22 februari 2018 te [plaats] in de gemeente [gemeente] een krat bier heeft verworven, en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemd krat bier redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.meer subsidiair
hij op 22 februari 2018 te [plaats] in de gemeente [gemeente] drie gereedschapskoffer(s), inhoudende (onder meer) elektrisch gereedschap heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde gereedschapskoffers redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goederen betroffen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde levert op:
schuldheling.
Het onder 2 meer subsidiair bewezenverklaarde levert op:
schuldheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft ter zitting van de rechtbank verklaard dat hij een drietal gereedschapskoffers en een krat bier heeft opgehaald, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze gestolen waren door een ander. Hij heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan schuldheling en een actieve bijdrage geleverd aan criminele activiteiten.
Het hof heeft het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 november 2020 in aanmerking genomen. Daaruit is gebleken dat verdachte herhaaldelijk ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk tot een straf en/of maatregel is veroordeeld. Deze veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. Een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf is dan ook in beginsel passend en geboden.
Het hof heeft echter eveneens in aanmerking genomen de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze door verdachte en zijn raadsman ter terechtzitting van het hof naar voren zijn gebracht. Verdachte is kennelijk bezig zijn leven een andere wending te geven en lijkt daarin ook enige voortgang te boeken, zo blijkt ook uit het reclasseringsrapport van 7 december 2020.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest een passende bestraffing is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 63 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair en 2 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 meer subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
55 (vijfenvijftig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. F. van der Maden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, griffier,
en op 23 december 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.