ECLI:NL:GHARL:2020:10777

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 december 2020
Publicatiedatum
23 december 2020
Zaaknummer
21-003835-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens openlijke geweldpleging met gevangenisstraf en voorwaardelijke straf

Op 23 december 2020 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor openlijke geweldpleging tegen personen en goederen. Het hof heeft de verdachte een gevangenisstraf opgelegd van 51 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 3 februari 2017, waarbij de verdachte samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen een bestelauto en de inzittenden. De rechtbank had eerder de verdachte vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar het hof heeft het vonnis vernietigd voor zover het aan zijn oordeel was onderworpen en opnieuw recht gedaan. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging onder invloed van alcohol, en het hof heeft gelet op zijn eerdere veroordelingen en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de straf gematigd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn en de verbeterde omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003835-17
Uitspraak d.d.: 23 december 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 7 juli 2017 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-730055-17 en 18-025568-17, 18-730143-17, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 9 december 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
  • het bepalen van de straf ex artikel 423 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering ten aanzien van de feiten 1, 2, 4, 5 en 6 op een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zeven maanden en
  • veroordeling van verdachte voor het onder 3 primair ten laste gelegde tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van drie jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. P. Bonthuis, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 7 juli 2017, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde vrijgesproken.
De rechtbank heeft verdachte veroordeeld ter zake van het onder 1 subsidiair (mishandeling), 3 primair (openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen en personen), 4 (overtreding van artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994), 5 (overtreding van artikel 8 lid 3 van de Wegenverkeerswet 1994) en 6 (overtreding van artikel 9 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994) ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van drie jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft verdachte tevens ter zake van de feiten 4, 5 en 6 veroordeeld tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zeven maanden.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - vernietigen en opnieuw rechtdoen.

Omvang van het beroep

Het heeft kennisgenomen van de akte rechtsmiddel van 12 juli 2017 waaruit blijkt dat het hoger beroep onbeperkt is ingesteld. Bij akte van 5 juli 2018 is het hoger beroep ten aanzien van de feiten 1, 2, 4, 5 en 6 ingetrokken. Het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep is daarom beperkt tot feit 3.
Het hof zal ter zake van het onder 1, 4, 5 en 6, welke feiten niet aan het oordeel van het hof zijn onderworpen, ingevolge artikel 423 lid 4 Wetboek van Strafvordering volstaan met het bepalen van een straf voor die bewezenverklaarde feiten.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep en voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
3.(parketnummer 025568/17)
hij op of omstreeks 3 februari 2017 te [plaats] , (althans) in de gemeente [gemeente] , met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straatnaam] , in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) goed(eren) en/of (een) perso(o)n(en), te weten: een (bestel)auto (merk: Mercedes Benz, type Viano Cdi 3.0) en/of (de inzittende(n) van die (bestel)auto te weten: [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2] en/of [benadeelde partij3] , welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal,
- slaan met de vuist(en) en/of met (een) houten knuppel(s) en/of met (een) ijzeren stang, althans met (een) hard(e) en/of stevig(e) voorwerp(en), tegen een of meer ruit(en) en/of lampen van die (bestel) auto), althans tegen die (bestel)auto en/of
- slaan (met een houten knuppel, althans met een hard voorwerp,) tegen/op het lichaam van die [benadeelde partij1] en/of het bij de hals/keel grijpen van die [benadeelde partij1] ;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
A.
hij op of omstreeks 3 februari 2017 te [plaats] , (althans) in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een goed, te weten een (bestel)auto (merk Mercedes Benz, type Viano Cdi 3.0), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij3] , heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
en/of
B. hij op of omstreeks 3 februari 2017 te [plaats] , (althans) in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen [benadeelde partij1] heeft mishandeld door deze (met een (houten/ijzeren) knuppel/stang, althans met een hard en/of stevig voorwerp,) tegen het lichaam te slaan en/of (met kracht) bij de hals/keel vast te pakken/grijpen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3.primair
hij op 3 februari 2017 te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , met een ander op of aan de openbare weg, de [straatnaam] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed en personen, te weten: een bestelauto, merk: Mercedes Benz, type Viano Cdi 3.0 en de inzittenden van die bestelauto te weten: [benadeelde partij1] en [benadeelde partij3] , welk geweld bestond uit het slaan met een houten knuppel en met een ijzeren stang tegen ruiten en lampen van die bestelauto en het bij de hals/keel grijpen van die [benadeelde partij1] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en
openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich – samen met medeverdachte [medeverdachte] - schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging door op de openbare weg geweld te plegen tegen een bestelauto en de inzittenden, te weten [benadeelde partij1] en [benadeelde partij3] . Verdachte heeft dit feit gepleegd onder invloed van een flinke hoeveelheid alcohol. Verdachte heeft door zijn handelen geen enkel respect getoond voor de lichamelijke integriteit en de eigendommen van anderen.
Bij de strafoplegging houdt het hof rekening met het verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 5 november 2020 waaruit blijkt dat verdachte eerder veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld wegens strafbare feiten.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan is gebleken. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep onder meer verklaard dat hij afstand heeft genomen van de oude ‘vrienden’ die hem op een negatieve manier beïnvloedden en dat hij zijn leven inmiddels weer op orde heeft. Nu verdachte deze oude contacten heeft verbroken, heeft hij zijn alcoholgebruik onder controle.
Het hof zal in strafmatigende zin rekening houden met het tijdsverloop in deze zaak. Het vonnis van de rechtbank dateert van 7 juli 2017 en verdachte heeft hoger beroep ingesteld op 12 juli 2017. Het arrest van het hof wordt gewezen op 23 december 2020. De redelijke termijn is in hoger beroep met 17 maanden overschreden. De overschrijding van de redelijke termijn is niet aan verdachte te wijten.
Het hof acht in de beginsel de straf zoals geëist door de advocaat-generaal passend en geboden. Het hof zal de straf echter, in verband met de overschrijding van de redelijke termijn, verdachte nadien niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen en inmiddels zijn leven weer op de rails heeft, matigen, met dien verstande dat het hof aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 51 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, zodat verdachte niet meer terug hoeft in detentie. Het hof zal tevens afzien van het opleggen van de bijzondere voorwaarden zoals ter zitting in eerste aanleg geadviseerd door de Reclassering.
Bepaling van de hoofdstraf op grond van het bepaalde in artikel 434, vierde lid, Sv.
Nu het hoger beroep uitsluitend gericht is tegen het onder 3 tenlastegelegde zal het hof overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid van artikel 423 van het Wetboek van Strafvordering de straf bepalen ten aanzien van de onder 1 subsidiair, 4, 5 en 6 bewezenverklaarde misdrijven, te weten op een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van twee jaren, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 7 maanden. Het hof kan niet – zoals door de raadsman is bepleit – een (geheel) voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen, nu het hof bij de strafbepaling op grond van artikel 434, vierde lid, Sv geen rekening kan houden met de gewijzigde omstandigheden zoals in hoger beroep gebleken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
51 (eenenvijftig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
30 (dertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
Bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf voor het onder 1 subsidiair, 4, 5 en 6 bewezenverklaarde feiten op:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
twee (2) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van
drie (3) jarenen een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen – bromfiets inbegrepen – voor de duur van
zeven (7) maanden.
Aldus gewezen door
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. L.J. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 23 december 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. L.J. Bosch is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.