In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van een minderjarige, geboren in 2014. De vader en de moeder, die gezamenlijk het gezag uitoefenen, zijn in geschil over de hoofdverblijfplaats van hun kind. De rechtbank Gelderland had eerder bepaald dat de hoofdverblijfplaats bij de moeder zou zijn, maar deze beschikking is door het hof bekrachtigd. De moeder heeft in hoger beroep verzocht om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij haar vast te stellen, maar het hof oordeelde dat het in het belang van de minderjarige is dat hij bij de vader woont. Het hof baseerde zijn beslissing op een rapport van een deskundige, waaruit bleek dat de vader een stabiele opvoedsituatie biedt en dat de minderjarige zich goed ontwikkelt in zijn huidige omgeving. De moeder had zorgen geuit over het gewicht en gedrag van de minderjarige, maar het hof concludeerde dat de vader voldoende aandacht aan deze zorgen besteedt. De ouders werden aangespoord om hun onderlinge strijd te staken en beter te communiceren, wat in het belang van de minderjarige zou zijn. Het hof wees ook het verzoek van de moeder om een andere zorg- en contactregeling af, omdat dit voorwaardelijk was en niet aan de voorwaarden was voldaan. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.