ECLI:NL:GHARL:2020:1066

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 februari 2020
Publicatiedatum
11 februari 2020
Zaaknummer
21-001118-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor medeplegen van diefstal van een fiets door gebrek aan nauwe en bewuste samenwerking

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken wegens het medeplegen van de diefstal van een fiets. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting op 28 januari 2020 heeft het hof het dossier en de verklaringen van de betrokkenen bestudeerd. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte veroordeeld zou worden voor het medeplegen van de diefstal, terwijl de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak. Het hof heeft vastgesteld dat er geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. De betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal was van onvoldoende gewicht, vooral omdat hij pas op een later moment heeft geholpen met het tillen van de fiets. Het hof heeft geconcludeerd dat de medeverdachte de diefstal heeft gepleegd en dat de verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001118-19
Uitspraak d.d.: 11 februari 2020
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 27 februari 2019 met parketnummer 05-035663-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
thans uit anderen hoofde verblijvende in [detentie] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 28 januari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.W. Langereis, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van 27 februari 2019 door de politierechter in de rechtbank Gelderland veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken, met aftrek van het voorarrest, wegens het medeplegen van de diefstal van een fiets. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 12 februari 2019 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (dames)fiets (merk Batavus Weekend) en/of een fietstas (met inhoud), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte te veroordelen voor het medeplegen van de diefstal van de fiets op 12 februari 2019. Zij heeft hiertoe – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat op basis van de aangifte en de verklaring van getuige [getuige] wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] de fiets heeft gestolen. Ondanks het feit dat verdachte van begin af aan het gevoel had dat het foute boel was heeft hij medeverdachte geholpen bij de diefstal. Er is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking en verdachte heeft [medeverdachte] willens en wetens geholpen.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het aan hem ten laste gelegde feit. Zij heeft hiertoe – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat niet onaannemelijk is dat verdachte op basis van de verklaring van [medeverdachte] ervan uitgegaan is dat het haar fiets was. Getuige [getuige] kan [medeverdachte] verkeerd verstaan hebben. Zij zegt dat zij waarschijnlijk heeft gezegd: “Ik wil die fiets terug hebben”. Verdachte heeft tegen [medeverdachte] gezegd dat zij eerst de sleutel moest gaan halen. Zij heeft dit geweigerd en de fiets gepakt. Het enige wat verdachte daarna gedaan heeft is het helpen tillen. Er is geen sprake van medeplegen.
Oordeel hof
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte en een blonde vrouw naar een fiets toeliepen en die bekeken. De vrouw tilde de fiets tot tweemaal toe op. De derde keer pakte ze de fiets op en nam deze mee. Zij liep weg met de fiets. Verdachte liep een stukje voor haar. Hierna hielp verdachte de vrouw. Samen tilden zij de fiets. Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte] zei dat de fiets van haar was en dat hij tegen haar heeft gezegd dat zij de fiets moest laten staan en dat zij eerst op zoek moest gaan naar de sleutel. [medeverdachte] heeft dit bevestigd. [medeverdachte] heeft vervolgens de fiets opgepakt en meegenomen. Verdachte wilde aanvankelijk niet meehelpen en heeft pas later – op aandringen van [medeverdachte] – geholpen met het tillen van de fiets. Het pas op een later moment meehelpen tillen strookt met hetgeen getuige [getuige] heeft waargenomen.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte niet is komen vast te staan. De diefstal is gepleegd door de medeverdachte. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde is naar het oordeel van het hof van onvoldoende gewicht met name gelet op het late moment waarop hij heeft geholpen de fiets te tillen.
Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen. Nu naar het oordeel van het hof op basis van de wettige bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat het niet verdachte maar medeverdachte [medeverdachte] is geweest die de fiets heeft weggenomen, zal verdachte van het gehele ten laste gelegde feit vrijgesproken worden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. M.J. Vos en mr. O.O. van der Lee, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.H. Diepeveen, griffier,
en op 11 februari 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.