ECLI:NL:GHARL:2020:1064
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake verzoek tot kwijtschelding van ontnemingsverplichting
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 januari 2020 uitspraak gedaan over de onbevoegdheid om kennis te nemen van een verzoek ex artikel 577b, tweede lid, (oud) van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoek was ingediend door een verzoeker die in PI Veenhuizen verblijft en vroeg om kwijtschelding of matiging van een ontnemingsverplichting van € 70.776,50, opgelegd bij arrest van 1 augustus 2013. Het hof heeft vastgesteld dat met de inwerkingtreding van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen op 1 januari 2020, artikel 577b (oud) van het Wetboek van Strafvordering is vervallen en vervangen door artikel 6:6:26 (nieuw). De advocaat-generaal en de verzoeker stelden dat het hof bevoegd was om het verzoek te behandelen, verwijzend naar artikel XLIVA van de Invoeringswet. Het hof oordeelde echter dat deze bepaling enkel betrekking heeft op de toepassing van lijfsdwang of vervangende hechtenis en niet op de bevoegdheid om een verzoek als dit in behandeling te nemen. Het hof concludeerde dat er geen overgangsrecht was en dat het verzoekschrift moest worden aangemerkt als een verzoek op basis van het nieuwe artikel 6:6:26, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor was het hof niet bevoegd om van het verzoek kennis te nemen en heeft het de zaak verwezen naar de rechtbank Midden-Nederland.