RHC: hoe zijn de plannen tot stand gekomen?
Ik hing veel met [medeverdachte2] en [verdachte] en zij waren daar toen al mee bezig. Op dat moment was ik er gemakkelijk voor te charteren.
RHC: wat bedoelt u met: zij waren er al mee bezig?
Dat weet ik niet, ik merkte dat ze aan het chatten waren, dat sommige mannen wilden afspreken met kinderen en ze deden zich voor als jongens. [verdachte] zei dan dingen als: “wat een viespeuk” en zo. Zo ben ik daar eigenlijk in getrokken. Ze waren er constant mee bezig. Ze hebben me meerdere keren laten zien dat ze op die website waren. Ik weet dat 100% zeker, ze deden dat op de telefoon. Ze (het hof begrijpt: verdachte) heeft me dat laten zien. En dan bedoel ik dat ze met bepaalde personen aan het chatten was. Ze liet me zien wat er gezegd was.
RHC: wie heeft dit nou bedacht?
[medeverdachte2] en [verdachte] . Die waren er al langer mee bezig.
RHC: als het gaat om het incident in de [adres2] in [plaats1] , wat weet u daar dan nog van? Het gaat om de zaak waarbij in eerste instantie een afspraak was gemaakt bij het station in [plaats1] . Daar heeft telefonisch contact plaatsgevonden en is de afspraak gemaakt om elkaar te treffen in de [adres2] .
Daar was ik niet bij. Daar ben ik niet bij betrokken geweest, bij dat hele verhaal niet. Ik heb [verdachte] en [medeverdachte2] in mijn huis laten wonen, een tijdje. [medeverdachte2] heeft via de antenne bij de [naam1] op mijn mailadres mails verstuurd. Maar daar wist ik niks van.
[verdachte] en [medeverdachte2] hebben het er wel eens over gehad. Ze hebben niet heel veel verteld. Het ging om een man uit [plaats2] , volgens mij een pastoor. We hebben het er niet veel over gehad. Ik was niet op de hoogte van de afspraken die zijn gemaakt.
RHC: dan het adres [adres3] , aangever [benadeelde partij2] , het gaat om een portemonnee met inhoud en geld afkomstig uit een kluis. Zegt u deze zaak iets en hoe is het gegaan?
Dan moet u bij [medeverdachte2] zijn. [medeverdachte2] heeft dat contact gelegd, ik niet.
RHC: het gaat om een adres in [plaats3] , bent u daar geweest in verband met dit contact via [website] ?
Ja, dat heb ik al bekend. [verdachte] kwam met deze man op de proppen. Ze, [medeverdachte2] en [verdachte] , hadden het er constant over. Opmerkingen als: viespeuk en zo. De man is meerdere keren door [verdachte] bij zijn voornaam genoemd.
RHC: zij heeft het erover wat voor viespeuk die man was, en wat gebeurde er toen?
Toen zijn we, [medeverdachte2] en ik, later naar [website] gegaan en daar hebben we de afspraak
gemaakt. [verdachte] was daarvan op de hoogte. Zij was bij mij thuis toen we de afspraak maakten. Ze is die dag wel even weggeweest, volgens mij naar [plaats4] , maar ze is er zeker bij betrokken geweest. Ze was ‘s ochtends bij mij thuis en ook toen wij terugkwamen. Ze was 100% op de hoogte van wat we gingen doen. Zij heeft gezegd: “het is een viespeuk, het is een viespeuk”.
RHC: kunt u in uw eigen woorden vertellen hoe het in de woning is gegaan?
We waren met z’n drieën. We gingen naar binnen, hebben de man aangesproken. Hij gaf het toe en wij werden toen wat meer boos, we maakten ons kwaad. Er is inderdaad wel wat gebeurd: ik was verbaal agressief. We hebben twee laptops meegenomen, en ook geld. Er is een kluisje opengemaakt. Er is 800 euro meegenomen. U heeft het over een spiegelreflexcamera: het kan zijn dat we die inderdaad ook mee hebben genomen. We hebben geld uit zijn portemonnee gehaald. Bij het pinnen terug in [plaats1] was ik niet aanwezig.
RHC: wat heeft u aan [verdachte] verteld op het moment dat u terugkwam in de woning?
Dat we bij de man langs waren geweest. We hebben het niet over de spullen gehad volgens mij. Zij reageerde met de vraag waar [medeverdachte2] was. Ik weet niet meer hoe ze verder reageerde.
Zij was er niet bij in [plaats3] , maar verder wel. Ik weet dat het geld allemaal op de keukentafel kwam, dat het verdeeld werd, en dat zij ook een deel van het geld heeft
gekregen.
Zij heeft er wel aan bijgedragen, door de hele tijd de naam van die man te noemen,
met hem te chatten en steeds aan te geven dat we een keer bij die man langs moesten gaan.
De uiteindelijke afspraak is uiteindelijk door [medeverdachte2] en mij gemaakt.
RHC: toen u thuis kwam, had u toen het geld bij u?
Ja, ik had het geld bij me uit de woning. Het gepinde geld had [naam2] .
RHC: hebt u verteld tegen [verdachte] hoe u aan het geld was gekomen?
Dat was wel duidelijk. Zij wist ook wel dat we daarheen gingen. Ze was de hele ochtend bij mij thuis. Toen kwam ter sprake dat we de afspraak zouden maken.
RHC: hebt u haar verteld dat het geld uit woning in [plaats3] kwam?
Ja, dat wist zij. Wij alle drie hebben haar dat verteld, denk ik.
RHC: het geld dat [naam2] had, heeft één van u aan [verdachte] verteld dat dit door de man uit [plaats3] gepind was?
Ja, toen [naam2] terugkwam in de woning, is dat verteld en is dat geld op de keukentafel terechtgekomen. Ik heb het geld uit de kluis erbij gelegd en dat is gedeeld door vier.
RV: de vraag is wat u nog precies weet en waarvan u denkt: het kan niet anders dan dat het zo is gegaan?
Nee, ik kan het me niet in detail herinneren maar ik weet wel dat we binnengekomen zijn en dat we hebben gezegd hebben dat we daar zijn geweest.
RHC: u hebt net gezegd dat door u alle drie wel is verteld aan [verdachte] dat het geld dat u bij zich had, afkomstig was uit de woning in [plaats3] en dat het geld van [naam2] was gepind door de man uit [plaats3] . Weet u dat nog of denkt u dat het zo is gegaan?
Ik wist niks van het pinnen af, dat hoorde ik later pas, toen [medeverdachte2] terugkwam. Ik weet het eigenlijk niet meer. [naam2] kwam binnen en zei tegen [medeverdachte2] : ‘hij heeft nog meer gepind’.
Vervolgens kwam hij met het geld op de proppen. [verdachte] was erbij toen dat gezegd werd.
RHC: dan de zaak in [plaats5] . Hebt u daar nog een herinnering aan?
Ik was daar samen met [medeverdachte2] en [verdachte] .
RHC: wie had het contact gehad met deze man in [plaats5] ?
Dat was [medeverdachte2] .
RHC: hoe is plan ontstaan om ernaartoe te gaan?
[medeverdachte2] wilde ernaartoe. [verdachte] wilde op den duur ook mee. Dit keer wilde ze zelf mee; normaal zei ze altijd dat ik mee moest gaan.
We zijn er met z’n drieën naartoe gefietst. [verdachte] en [medeverdachte2] hebben aangebeld. Beiden stonden voor de woning.
Ik hield de man met één arm om zijn nek vast.
Bij de politie en bij de rechtszaak hebben [medeverdachte2] en [verdachte] gezegd dat zij waren geschrokken van het geweld dat ik had gebruikt maar na afloop van het gebeuren, direct daarna, hebben ze mij allemaal complimenten gegeven dat ik het zo goed had gedaan. Aan de ene kant compliment achteraf, en dan tegen de politie zeggen dat ze schrokken van alle geweld. En dat terwijl je mij altijd meevraagt voor als het misgaat. Ik ben meegegaan om [medeverdachte2] te beschermen. Zij waren er veel meer mee bezig. [verdachte] vroeg mij altijd om mee te gaan omdat ze bang was dat er iets zou gebeuren.
RHC: u zegt: ik hing vaak bij hun, zij hadden het erover, ik moest mee voor bescherming van [medeverdachte2] .
Ja, dat klopt.
We spraken de man in [plaats5] met z’n drieën aan. Ik heb hem toen met één arm gepakt. Ik heb hem later een trap onder zijn kont gegeven, zo de woning in.
Zij begonnen met chatten. Het komt erop neer dat zij (het hof begrijpt: verdachte) hem erop uitstuurde. Zij begon met chatten en dan zei ze: “misschien moet je bij hem langs gaan.” Tegen mij zei ze: “ga jij dan mee.”
Raadsvrouw: was er een soort rolverdeling als u met [medeverdachte2] op stap ging?
[medeverdachte2] heeft mij gevraagd of ik boos kon doen. [verdachte] heeft dat ook wel van mij gevraagd, dat ik agressief zou overkomen zodat die mannen gelijk al niks zouden durven te doen.