Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.De procedure in eerste aanleg
2.De procedure in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 29 april 2020;
- het verweerschrift, ten aanzien van [verweerster1] en [verweerder2] tevens houdende incidenteel hoger beroep met producties;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met een productie;
- een journaalbericht van mr. Brouwer van 24 juni 2020 met productie;
- een journaalbericht van mr. Van Schaijk van 9 september 2020 met producties;
- een journaalbericht van mr. Van Schaijk van 17 september 2020 met pleitaantekeningen.
3.De feiten
- [verweerster1] ( [verweerster1] ), geboren [in] 1996 te [B] (in de aangehechte berekeningen aangeduid als “M”);
- [verweerster3] ( [verweerster3] ), geboren [in] 1998 te [B] (in de aangehechte berekeningen aangeduid als “C”) en
- [verweerder2] ( [verweerder2] ), geboren [in] 1998 te [B] (in de aangehechte berekeningen aangeduid als “N”).
4.Het geschil
- voor [verweerster1] : € 100,- per maand, tot 29 februari 2017;
- voor [verweerster3] :
De kinderen verzoeken het hof in het principaal hoger beroep bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- primair: de door de moeder aangevoerde grieven af te wijzen met instandhouding van de beslissing van de rechtbank;
- subsidiair: te beslissen dat het bedrag dat op grond van de draagkracht van de moeder beschikbaar was in 2017, 2018 en 2019 als bijdrage in de kosten van studie en levensonderhoud volledig aangewend dient te worden ten behoeve van de kinderen
- meer subsidiair: de door de moeder te betalen bijdragen in de kosten van studie en levensonderhoud vast te stellen op de bedragen conform de als productie 4 overgelegde berekeningen, dan wel op een bedrag dat het hof juist acht.
5.De overwegingen voor de beslissing
- de omstandigheden zijn gewijzigd,
- de vader/moeder op de hoogte was van de wijziging van de omstandigheden,
- het oorspronkelijke verzoekschrift is ingediend, of
- de bestreden beschikking werd gegeven.
Het feit dat de kinderen niet direct na maart 2018 een procedure zijn gestart leidt niet tot een andere beslissing.
De grieven 3, 4, 5, 6 en 7 falen.
2017 € 3.320,- per maand en een draagkracht van € 993,- per maand.
De vader en de moeder zijn in artikel 10.2 van het op 1 juni 2011 ondertekende ouderschapsplan het volgende overeengekomen:
De ouders zijn onderhoudsplichtig voor [verweerster1] tot het moment dat zij haar studie afrondde, te weten tot 1 mei 2018.
De ouders zijn onderhoudsplichtig voor [verweerster3] tot het moment dat zij 21 jaar werd, te weten tot 27 april 2019.
De ouders zijn nog steeds onderhoudsplichtig voor [verweerder2] , tot het moment dat hij zijn studie heeft afgerond of tot hij 25 jaar wordt.
- [verweerster1] : € 78,- per maand
- [verweerster3] : € 53,- per maand
- [verweerder2] : € 87,- per maand
- [verweerster1] : € 151,- per maand
- [verweerster3] : € 103,- per maand
- [verweerder2] : € 169,- per maand
- [verweerster1] : € 79,- per maand
- [verweerster3] : € 54,- per maand
- [verweerder2] : € 89,- per maand
Bijdrage van de vader:
- [verweerster1] : € 153,- per maand
- [verweerster3] : € 104,- per maand
- [verweerder2] : € 171,- per maand
- [verweerster3] : € 54,- per maand
- [verweerder2] : € 89,- per maand
- [verweerster3] : € 104,- per maand
- [verweerder2] : € 171,- per maand
- [verweerster3] : € 55,- per maand
- [verweerder2] : € 89,- per maand
Bijdrage van de vader:
- [verweerster3] : € 107,- per maand
- [verweerder2] : € 176,- per maand
6.De slotsom
7.Aanhechten draagkrachtberekeningen
8.De beslissing
- aan [verweerster1] (geboren [in] 1996 te [B] ):
- aan [verweerster3] (geboren [in] 1998 te [B] ):
- aan [verweerder2] (geboren [in] 1998 te [B] ):