In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, geboren in Marokko in 1969. De terbeschikkinggestelde had beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, die op 1 mei 2020 de terbeschikkingstelling had verlengd met twee jaar. Het hof heeft vastgesteld dat eerdere resocialisatiepogingen van de terbeschikkinggestelde zijn mislukt en dat de verpleging van overheidswege recentelijk is hervat. Het hof oordeelt dat het thans te vroeg is om de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen, gezien de recente hervatting van de verpleging en het belang van een gefaseerde uitbreiding van vrijheden.
Tijdens de zitting op 15 oktober 2020 heeft de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S. Marjanovic, zijn standpunt toegelicht. Hij heeft aangegeven ontevreden te zijn over de gang van zaken in de kliniek en heeft verzocht om een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging. De raadsvrouw heeft betoogd dat de situatie van de terbeschikkinggestelde is veranderd, nu hij inmiddels in een kliniek verblijft en er nog geen plan van aanpak is. De psychiater heeft eerder geadviseerd om de terbeschikkingstelling te verlengen, maar heeft tijdens de zitting geadviseerd om de verlengingsduur te beperken tot één jaar.
Het openbaar ministerie heeft echter geen bezwaar tegen een verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar. Het hof heeft op basis van de beschikbare informatie geoordeeld dat de terbeschikkingstelling met twee jaar moet worden verlengd, omdat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen. Het hof heeft het verzoek tot het onderzoeken van de mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging afgewezen en de beslissing van de rechtbank bevestigd, met aanvulling van gronden.