ECLI:NL:GHARL:2020:10417

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 oktober 2020
Publicatiedatum
15 december 2020
Zaaknummer
TBS P20/0174
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling en afwijzing verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van verpleging van overheidswege

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, geboren in Marokko in 1969. De terbeschikkinggestelde had beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, die op 1 mei 2020 de terbeschikkingstelling had verlengd met twee jaar. Het hof heeft vastgesteld dat eerdere resocialisatiepogingen van de terbeschikkinggestelde zijn mislukt en dat de verpleging van overheidswege recentelijk is hervat. Het hof oordeelt dat het thans te vroeg is om de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen, gezien de recente hervatting van de verpleging en het belang van een gefaseerde uitbreiding van vrijheden.

Tijdens de zitting op 15 oktober 2020 heeft de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S. Marjanovic, zijn standpunt toegelicht. Hij heeft aangegeven ontevreden te zijn over de gang van zaken in de kliniek en heeft verzocht om een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging. De raadsvrouw heeft betoogd dat de situatie van de terbeschikkinggestelde is veranderd, nu hij inmiddels in een kliniek verblijft en er nog geen plan van aanpak is. De psychiater heeft eerder geadviseerd om de terbeschikkingstelling te verlengen, maar heeft tijdens de zitting geadviseerd om de verlengingsduur te beperken tot één jaar.

Het openbaar ministerie heeft echter geen bezwaar tegen een verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar. Het hof heeft op basis van de beschikbare informatie geoordeeld dat de terbeschikkingstelling met twee jaar moet worden verlengd, omdat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen. Het hof heeft het verzoek tot het onderzoeken van de mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging afgewezen en de beslissing van de rechtbank bevestigd, met aanvulling van gronden.

Uitspraak

TBS P20/0174
Beslissing d.d. 29 oktober 2020
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[naam terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1969,
verblijvende in [kliniek] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 1 mei 2020, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
  • de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 15 oktober 2019, houdende de last tot hervatting van de verpleging van overheidswege;
  • de pro justitia rapportage van psychiater drs. [naam] van 25 februari 2020;
  • de beslissing van deze kamer van dit hof van 5 maart 2020, waarbij voormelde beslissing van rechtbank van 15 oktober 2019 is bevestigd;
  • het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
  • de beslissing waarvan beroep;
  • de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 13 mei 2020;
  • de namens de terbeschikkinggestelde ingediende appelschriftuur van 27 mei 2020;
  • de e-mail van Reclassering Nederland van 31 juli 2020;
  • de aanvullende informatie van [kliniek] van 30 september 2020.
Het hof heeft ter zitting van 15 oktober 2020 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S. Marjanovic, advocaat te 's-Gravenhage, en de advocaat generaal mr. W.C.J. Stienen, alsmede de deskundige drs. [naam] , psychiater te Leeuwarden.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw
Tijdens de terbeschikkingstelling, die nu al langer dan 18 jaar duurt, heeft de terbeschikkinggestelde zich nooit onttrokken. Er is er ook geen sprake geweest van fysieke agressie. Hij erkent wel dat hij is teruggevallen in middelengebruik. Hij is ontevreden over de gang van zaken in [kliniek] . Hij ziet geen meerwaarde in een behandeling en een resocialisatietraject in het kader van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Hij wil dat de verpleging van overheidswege opnieuw voorwaardelijk wordt beëindigd, zodat hij binnen dat kader via een opname op een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) uiteindelijk begeleid kan gaan wonen.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de situatie van terbeschikkinggestelde is veranderd sinds de beslissing van de rechtbank. Toen verbleef hij nog in een penitentiaire inrichting. Hij is inmiddels geplaatst in [kliniek] . Er is nog geen plan van aanpak. Er is ook nog geen zicht op de start van een resocialisatietraject. Psychiater [naam] heeft eerder geadviseerd de terbeschikkingstelling te verlengen met een termijn van twee jaar. Dit verlengingsadvies is overgenomen door de rechtbank. Ter zitting van het hof heeft zij evenwel geadviseerd de verlengingsduur van terbeschikkingstelling te beperken tot een termijn van één jaar, nu zij bij het eerder uitgebrachte verlengingsadvies uitging van de situatie waarin verpleging van overheidswege nog niet was hervat. Psychiater [naam] ziet nog steeds mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. De raadsvrouw heeft verzocht de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging te laten onderzoeken door de reclassering. Voorts heeft de raadsvrouw bepleit de terbeschikkingstelling te verlengen met een termijn van één jaar.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De terbeschikkinggestelde is op 11 augustus 2020 opgenomen in [kliniek] . Uit de aanvullende informatie van deze kliniek komt naar voren dat hij meermalen verbaal agressief is geweest en dat hij soms dreigt met fysieke agressie. Het niet constructieve gedrag van de terbeschikkinggestelde dient - hoe verklaarbaar dit gedrag ook is vanuit zijn achtergrond en beperkingen - niet te worden beloond. De kliniek heeft meer dan een jaar de tijd nodig voor de behandeling van de terbeschikkinggestelde om zijn gedrag te kunnen veranderen. Zijn resocialisatietraject dient plaats te vinden in het kader van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Hierdoor wordt hem ook perspectief gebonden, terwijl de veiligheid van anderen zo goed mogelijk wordt gegarandeerd. De advocaat-generaal heeft geen bezwaar tegen een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar in plaats van twee jaar.
Het oordeel van het hof
Afwijzing verzoek
Het hof acht zich op basis van de voorhanden zijnde informatie voldoende voorgelicht om te kunnen oordelen op het door de terbeschikkinggestelde ingestelde beroep. Het verzoek tot het door de reclassering doen onderzoeken van de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege wordt afgewezen, nu de noodzakelijkheid daarvan niet is gebleken
Op grond van de beschikbare gegevens constateert het hof dat de eerdere resocialisatiepogingen van de terbeschikkinggestelde, waaronder een resocialisatiepoging in het kader van een voorwaardelijke beëindiging, telkens zijn mislukt. De verpleging van overheidswege is recent hervat. Hij verblijft nu pas enkele maanden in [kliniek] voor een nieuwe behandelpoging. Binnen het kader van de verpleging van overheidswege kan hem ook perspectief worden geboden op een nieuw resocialisatietraject. Gezien het verloop van eerdere resocialisatiepogingen van de terbeschikkinggestelde en het belang van een gefaseerde uitbreiding van zijn vrijheden acht het hof het thans te vroeg om de verpleging van overheidswege opnieuw voorwaardelijk te beëindigen..
Bevestiging
Het hof heeft als uitgangspunt dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar, de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren. Het hof ziet in dit geval geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
Ter zitting in hoger beroep heeft psychiater [naam] - in afwijking van het eerder door haar uitgebrachte verlengingsadvies - geadviseerd om de verlengingsduur tot één jaar te beperken. [naam] verwacht echter niet dat het resocialisatietraject van de terbeschikkinggestelde binnen een jaar kan worden afgerond, zeker niet nu hij na zijn detentie min of meer van vooraf aan moet beginnen.
In dit gewijzigde verlengingsadvies van [naam] en hetgeen overigens door en namens de terbeschikkinggestelde naar voren is gebracht, ziet het hof echter geen aanleiding om de verlengingsduur van de terbeschikkingstelling tot één jaar te beperken. Het valt immers niet te verwachten dat in april 2021, wanneer een verlenging met één jaar zou aflopen, de behandeling en de resocialisatie van de terbeschikkinggestelde zover zullen zijn gevorderd dat de maatregel dan opnieuw voorwaardelijk zou kunnen worden beëindigd. Het hof acht het evenmin noodzakelijk dat de voortgang van het behandel- en resocialisatietraject in het kader van de verpleging van overheidswege over een jaar wordt getoetst.
Het hof is onder aanvulling van gronden zoals hiervoor weergegeven van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist de terbeschikkingstelling te verlengen met een termijn van twee jaren. Daarom zal de beslissing, waarvan beroep met overneming en aanvulling van die gronden worden bevestigd.

Beslissing

Het hof:
Wijst afhet verzoek tot het doen onderzoeken van de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Bevestigtmet aanvulling van gronden als voormeld de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 1 mei 2020 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[naam terbeschikkinggestelde] .
Aldus gedaan door
mr. M.E. van Wees als voorzitter,
mr. W.A. Holland en mr. J.S. van Duurling als raadsheren,
en drs. I. Troost en drs. R.J.A. van Helvoirt als raden,
in tegenwoordigheid van mr. R. Hermans als griffier,
en op 29 oktober 2020 in het openbaar uitgesproken.
Mr. J.S. van Duurling en raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.