ECLI:NL:GHARL:2020:10410

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 december 2020
Publicatiedatum
15 december 2020
Zaaknummer
21-005973-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal en vordering tot tenuitvoerlegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, dat op 22 oktober 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1978 en verblijvende in PI Leeuwarden, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank had ook een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van vijf maanden gelast. Het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 30 november 2020, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering strekte primair tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn hoger beroep, en subsidiair tot bevestiging van het vonnis, met uitzondering van de vordering tot tenuitvoerlegging.

Het hof heeft geoordeeld dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist en heeft het vonnis voor het overige bevestigd. Echter, het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf afgewezen, omdat deze vordering inmiddels in een andere strafzaak was gelast. De beslissing van het hof houdt in dat de verdachte zich moet houden aan de voorwaarden die zijn opgelegd, waaronder het melden bij de reclassering en het meewerken aan diagnostiek en behandeling. Het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de vordering tot tenuitvoerlegging van de vijf maanden gevangenisstraf is afgewezen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005973-18
Uitspraak d.d.: 14 december 2020
VERSTEK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 22 oktober 2018 met parketnummer 18-820372-18 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 18-820200-17, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
verblijvende te PI Leeuwarden, Holstmeerweg 7 te Leeuwarden.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
  • Primair: niet-ontvankelijkverklaring van verdachte in het door hem ingestelde hoger beroep op grond van het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering
  • Subsidiair: bevestiging van het vonnis, met uitzondering van de vordering tot tenuitvoerlegging, welke moet worden afgewezen.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij vonnis van 22 oktober 2018, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren,
met als algemene voorwaarden:
dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
met als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich binnen 3 werkdagen na zijn invrijheidstelling meldt bij de reclassering VNN, Canadalaan 1, 9728 EA te Groningen. Daarna dient veroordeelde zich zo vaak en zo lang te blijven melden als de reclassering dit noodzakelijk acht gedurende de proeftijd.
dat de veroordeelde zijn medewerking blijft verlenen aan het verkrijgen van diagnostiek en advies aangaande ambulante behandeling door de Forensische Polikliniek van VNN en het advies ten aanzien van eventuele vervolgbehandeling op te volgen.
De rechtbank heeft de reclassering opgedragen toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Daarnaast heeft de rechtbank ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van 5 maanden gevangenisstraf, verdachte op 28 augustus 2017 voorwaardelijk opgelegd door de rechtbank Noord-Nederland (parketnummer 18-820200-17), de tenuitvoerlegging van 3 maanden gevangenisstraf gelast en de vordering voor het overige afgewezen.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Het hof acht, alles in samenhang beziend, de opgelegde gevangenisstraf passend en geboden en zal het vonnis bevestigen, behalve voor zover het betreft de (gedeeltelijke) tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 5 maanden, verdachte op 28 augustus 2017 voorwaardelijk opgelegd door de rechtbank Noord-Nederland (parketnummer 18-820200-17). Gezien het vorenstaande zal het vonnis waarvan beroep op dat onderdeel worden vernietigd en zal in zoverre opnieuw worden rechtgedaan.
Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf
Bij het vonnis waarvan beroep is de tenuitvoerlegging gelast van een door de rechtbank Noord-Nederland bij vonnis van 28 augustus 2017 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden (parketnummer 18-820200-17).
Het hof is van oordeel dat de rechtbank destijds op goede gronden heeft beslist. Echter tijdens het verhandelde ter zitting in hoger beroep is gebleken dat nadien de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 18-820200-17 (nogmaals) is gelast in een andere verdachte betreffende strafzaak. Gelet hierop zal het hof de vordering tot tenuitvoerlegging in de onderhavige zaak afwijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van 5 maanden gevangenisstraf, de verdachte voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van 28 augustus 2017 van de rechtbank Noord-Nederland (parketnummer 18-820200-17).
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 14 december 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.