In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 18 april 2019. De verdachte, geboren in 1978 en verblijvende in PI Leeuwarden, was veroordeeld voor woninginbraak en twee bedrijfsinbraken, waarvan één in vereniging. De rechtbank had de verdachte een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast was er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij van € 791,98, vermeerderd met wettelijke rente, en was de tenuitvoerlegging gelast van 5 maanden gevangenisstraf die eerder voorwaardelijk was opgelegd.
Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte behandeld op 30 november 2020. De advocaat-generaal had primair verzocht om niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep, maar subsidiair om bevestiging van het vonnis. Het hof heeft de zaak grondig onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist. De opgelegde straffen en maatregelen zijn passend en geboden, en het hof heeft het vonnis dan ook bevestigd.
De bijzondere voorwaarden die aan de straf zijn verbonden, omvatten onder andere toezicht door de reclassering, medewerking aan identificatie en reclasseringstoezicht, en deelname aan een woontraject. Het hof heeft benadrukt dat de veroordeelde zich moet houden aan deze voorwaarden gedurende de proeftijd.