Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 23 juni 2020 aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling was verlengd tot 4 juli 2021. De moeder verzoekt het hof om de ondertoezichtstelling te beëindigen of voor een kortere termijn te verlengen. De gecertificeerde instelling, Samen Veilig Midden-Nederland, verzet zich tegen deze verzoeken en vraagt om bekrachtiging van de eerdere beschikking.
Het hof heeft vastgesteld dat de zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige] nog steeds aanwezig zijn en dat de doelen die binnen de ondertoezichtstelling zijn gesteld, voor een groot deel niet zijn behaald. De moeder heeft in het verleden hulpverleningstrajecten stopgezet en er is onvoldoende zicht op de sociaal-emotionele ontwikkeling van [de minderjarige]. Het hof heeft ook geconstateerd dat de communicatie tussen de ouders niet constructief is en dat de omgang tussen de vader en [de minderjarige] is gestagneerd.
Het hof heeft de gronden voor de ondertoezichtstelling bevestigd en de beslissing van de kinderrechter bekrachtigd, met de aanvulling dat er aanvullend onderzoek moet plaatsvinden naar de mogelijkheden van de moeder om aan de opvoedingsvraag van [de minderjarige] te voldoen. Het hof heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is in het belang van [de minderjarige] en dat de zorgen over zijn ontwikkeling niet kunnen worden genegeerd. De beslissing is genomen in het kader van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit, waarbij de belangen van [de minderjarige] voorop staan.