In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor mishandeling die plaatsvond op 25 augustus 2017 tijdens een verkeersruzie. De politierechter had eerder een gevangenisstraf van drie weken opgelegd, waarvan twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de benadeelde partij heeft mishandeld door met gebalde vuist te slaan en te schoppen terwijl deze op de grond lag. De verdachte heeft geen respect getoond voor de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal een gevangenisstraf van drie weken geëist, waarvan twee weken voorwaardelijk. De verdachte en zijn raadsman hebben gepleit voor een andere straf, maar het hof heeft geoordeeld dat de omstandigheden van de verdachte geen uitzondering rechtvaardigen op de toepassing van de wet.
Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, waarvan twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en de ernst van het feit. De beslissing is genomen in overeenstemming met de artikelen 14a, 14b, 14c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.