ECLI:NL:GHARL:2020:10296

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 december 2020
Publicatiedatum
9 december 2020
Zaaknummer
21-003222-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van buurman met scootmobiel, geen straf opgelegd

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1947, heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn buurman door met zijn scootmobiel tegen de fiets van de buurman aan te rijden, waardoor deze pijn heeft ervaren. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk handelde, ondanks zijn verweer dat het een ongeluk was. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 500,-, maar het hof heeft besloten om geen straf of maatregel op te leggen, gezien de omstandigheden waaronder het feit is begaan en het feit dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding is afgewezen, omdat het hof onvoldoende bewijs zag voor directe schade als gevolg van de mishandeling. Het hof heeft de benadeelde partij ook veroordeeld in de proceskosten, die op nihil zijn begroot.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003222-18
Uitspraak d.d.: 8 december 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 24 mei 2018 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-162329-17 en 16-250107-17, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1947,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde met oplegging van een geldboete van € 500,- subsidiair tien dagen hechtenis en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 300,- vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en betaling van de proceskosten van de benadeelde partij. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. H.A. Rispens, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Voor zover het hoger beroep van verdachte is gericht tegen de vrijspraken ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-250107-17 onder 1 en 2 ten laste gelegde, kan de verdachte daarin niet worden ontvangen.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte, voor zover onderworpen aan hoger beroep, ter zake van de zaak met parketnummer 16-162329-17 feit 1 veroordeeld tot een geldboete van € 500,- subsidiair 10 dagen hechtenis. Voorts heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 50,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij is voor het overige deel in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is, voor zover onderworpen aan hoger beroep, tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 16-162329-17:
1.
hij op of omstreeks 26 juli 2017 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland [benadeelde partij] heeft mishandeld door met een scootmobiel in te rijden op/tegen de fiets van deze [benadeelde partij] terwijl deze [benadeelde partij] vlak naast/dichtbij voornoemde fiets stond en ten gevolge waarvan voornoemde fiets tegen de benen, althans het lichaam van voornoemde [benadeelde partij] aankwam;

Overweging omtrent het bewijs

Door de raadsman is ter zitting van het hof betoogd, dat verdachte weliswaar met zijn scootmobiel in botsing is gekomen met de fiets van aangever, maar dat hij dit niet opzettelijk heeft gedaan en ook geen opzet had op het toebrengen van pijn of letsel. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van mishandeling, aldus de verdediging.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof gaat daarbij – net als de politierechter in eerste aanleg – uit van de aangifte, de beschrijving van de camerabeelden en de verklaring van verdachte zelf.
Uit deze bewijsmiddelen blijkt dat verdachte kwaad was op aangever, dat hij met zijn scootmobiel recht op aangever, die vlak naast zijn fiets stond, afreed en dat hij vol tegen aangevers fiets aan reed. De fiets raakte de benen van aangever en dat veroorzaakte pijn.
Het hof overweegt dat uit voorgaande gedragingen blijkt dat verdachte opzettelijk met zijn scootmobiel tegen de fiets van aangever is gereden. De verklaring van verdachte, dat hij per ongeluk tegen de fiets is aangereden acht het hof niet geloofwaardig, temeer omdat verdachte ter zitting van het hof ook heeft verklaard dat hij de scootmobiel onder controle heeft en (verder) nooit botsingen heeft.
De volgende vraag is of de verdachte zijn opzet al dan niet voorwaardelijk gericht had op het toebrengen van pijn en/of letsel.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – in casu het toebrengen van pijn en/of letsel – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Of in een bepaald geval sprake is van voorwaardelijk opzet zal, indien de verklaringen van verdachte en/of eventuele getuigenverklaringen geen of onvoldoende inzicht geven omtrent hetgeen ten tijde van de gedraging in verdachte is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval, waarbij de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht van belang zijn. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg heeft aanvaard.
Het hof concludeert op grond van de hierboven weergegeven door het hof vastgestelde feitelijke omstandigheden – het opzettelijk vol tegen de fiets rijden waar aangever vlak naast staat - dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van pijn en/of letsel bij [benadeelde partij] . Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 16-162329-17 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 16-162329-17:
1.
hij op 26 juli 2017 te [plaats] , [benadeelde partij] heeft mishandeld door met een scootmobiel in te rijden tegen de fiets van deze [benadeelde partij] terwijl deze [benadeelde partij] vlak naast voornoemde fiets stond en ten gevolge waarvan voornoemde fiets tegen de benen van voornoemde [benadeelde partij] aankwam;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 16-162329-17 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Schuldigverklaring zonder strafoplegging

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn buurman door met zijn scootmobiel tegen de fiets van aangever aan te rijden, waardoor deze tegen de benen van aangever is gekomen. Dit heeft pijn bij aangever veroorzaakt.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 20 oktober 2020 - niet eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten.
Dit feit speelt zich af tegen de achtergrond van een langer lopend conflict tussen verdachte en aangever, waarbij over en weer sprake is geweest van scheldpartijen, provocaties en aangiftes. Ten tijde van de behandeling in eerste aanleg is nog geprobeerd om de beide partijen om tafel te krijgen om afspraken te maken. Aangever heeft hieraan niet meegewerkt. Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard dat hij aangever sinds het onderhavige feit zo veel als mogelijk mijdt en ook zal blijven mijden. Toch wil het hof beide heren, die gezien hun leeftijd de nodige levenservaring hebben, meegeven dat het spijtig is dat zij niet over hun eigen schaduw heen kunnen stappen en een einde maken aan deze voor alle partijen onaangename situatie.
Al met al acht het hof het raadzaam te bepalen dat in verband met voornoemde omstandigheden waaronder het feit is begaan geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 699,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 50,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd. Voor zover de benadeelde partij ter terechtzitting in hoger beroep een hoger bedrag heeft willen vorderen dan het hiervoor genoemde bedrag overweegt het hof dat de benadeelde partij zich, gelet op artikel 421, derde lid van het Wetboek van Strafvordering, slechts binnen de grenzen van zijn eerste vordering in hoger beroep kan voegen. Het hof zal daarom oordelen over de vordering tot een bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De benadeelde partij heeft ter zitting van het hof tevens proceskosten gevorderd à € 1.000,-, bestaande uit advocaatkosten.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 16-162329-17 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden afgewezen.
Gelet op het vorenstaande dient de benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil. Dit houdt tevens in dat de proceskosten van de benadeelde partij door hemzelf zullen moeten worden gedragen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9a en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-250107-17 onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-162329-17 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 16-162329-17 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-162329-17 bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot schadevergoeding af.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. W.M. Weerkamp en mr. E. Pennink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen, griffier,
en op 8 december 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.