Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 12 mei 2020;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met producties;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met producties;
- een journaalbericht van mr. Cremers van 9 oktober 2020 met producties 8-18;
- een journaalbericht van mr. Cremers van 12 oktober 2020 met producties 19-22;
- een journaalbericht van mr. Ronday van 19 oktober 2020 met producties VI-XVI;
- een journaalbericht van mr. Cremers van 20 oktober 2020;
- een journaalbericht van mr. Ronday van 20 oktober 2020;
- een journaalbericht van mr. Ronday van 22 oktober 2020 met als productie de spreekaantekeningen, en
- een journaalbericht van mr. Cremers van 22 oktober 2020 met als producties de spreekaantekeningen en een alimentatieberekening.
3.De feiten
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2015, en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2017.
- de ontbinding van het geregistreerd partnerschap tussen partijen uitgesproken;
- de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw bepaald; en
- de beslissingen ten aanzien van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen (hierna ook: kinderalimentatie) en de bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw (hierna ook: partneralimentatie) aangehouden.
4.De omvang van het geschil
- de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie met ingang van 19 februari 2020 vastgesteld op € 62,- per kind per maand, bij vooruitbetaling te voldoen;
- de door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie met ingang van 19 februari 2020 vastgesteld op € 1.442,- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen; en
- het meer of anders verzochte afgewezen.
- de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek tot partneralimentatie;
- te bepalen dat de vrouw geen aanvullende behoefte heeft aan door de man te betalen partneralimentatie dan wel de partneralimentatie met ingang van 19 februari 2020 op nihil te stellen;
- bij een eventueel vast te stellen partneralimentatie deze bijdrage te limiteren tot een periode van drie jaar;
- bij een eventueel vast te stellen partneralimentatie de regels met betrekking tot de fiscale aftrekbaarheid te betrekken;
- bij de berekening van de draagkracht van de man geen rekening te houden met de winstuitkering en de bijdrage levensloop van de man;
- de kinderalimentatie op nihil te stellen met ingang van 19 februari 2020; en
- dan wel beslissingen te nemen als het hof juist acht.
- in het principaal hoger beroep de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken dan wel deze verzoeken af te wijzen; en
- in het incidenteel hoger beroep de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie met ingang van 7 juli 2020 dan wel met ingang van 1 augustus 2020 vast te stellen op € 83,50 per kind per maand en op een nog nader door de vrouw te bepalen bedrag vanaf het moment dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw wordt vastgesteld dan wel de zorgregeling wordt gewijzigd;
- kosten rechtens.
5.De motivering van de beslissing
- € 104,- per maand (237-133), dat is € 52,- per kind per maand per 19 februari 2020, en
- € 200,- per maand (237-37), dat is € 100,- per kind per maand per 1 juli 2020.
- € 163,- per maand met ingang van 19 februari 2020;
- € 153,- per maand met ingang van 1 juli 2020; en
- nihil met ingang van 3 augustus 2020.