Op 8 december 2020 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een straatroof en het pinnen met een gestolen pinpas. De zaak was in hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, dat op 4 juni 2020 was gewezen. De verdachte, geboren in 2003, had samen met een medeverdachte een 71-jarige vrouw beroofd en geprobeerd geld te pinnen met de gestolen pinpas. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd wat betreft de bewezenverklaring van de feiten, maar heeft de opgelegde straf gewijzigd.
Het hof oordeelde dat de rechtbank op juiste gronden had beslist over de bewezenverklaring en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen. Echter, het hof kwam tot een andere beslissing met betrekking tot de straf. De rechtbank had de verdachte een werkstraf opgelegd, maar het hof besloot om de straf te bevestigen met enkele aanpassingen. De verdachte moet zich in het kader van de maatregel van Toezicht en Begeleiding melden bij een instelling en deelnemen aan een gedragsinterventie. Daarnaast moet hij naar school gaan en zich houden aan het lesrooster.
De beslissing van het hof houdt rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich aan de afspraken met de jeugdreclassering houdt en dat zijn situatie recentelijk is verbeterd. De opgelegde taakstraf bestaat uit 120 uren werkstraf en 60 dagen jeugddetentie, met bijzondere voorwaarden die zijn verbonden aan de proeftijd van twee jaar. Het hof heeft de bijzondere voorwaarden vastgesteld om de verdachte te begeleiden in zijn ontwikkeling en om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.