ECLI:NL:GHARL:2020:10148

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 december 2020
Publicatiedatum
7 december 2020
Zaaknummer
21-004319-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake winkeldiefstal met gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1976, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor winkeldiefstal. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, en had de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in diens vordering tot schadevergoeding. Het gerechtshof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte in de zaak met parketnummer 18-101507-19 schuldig bevonden aan winkeldiefstal van een SD-kaart, die aan een ander toebehoorde. De verdachte had ontkend schuldig te zijn, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de diefstal. De verdachte werd vrijgesproken van de tweede tenlastelegging, die betrekking had op een SSD-harde schijf, omdat het hof onvoldoende bewijs achtte voor deze beschuldiging. De strafmaat werd vastgesteld op een gevangenisstraf van één week, waarbij het hof rekening hield met de eerdere veroordeling van de verdachte en de ernst van het delict. Het hof benadrukte dat winkeldiefstal schade en overlast veroorzaakt voor de gedupeerden en de samenleving.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004319-19
Uitspraak d.d.: 4 december 2020
Tegenspraak
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem- Leeuwarden , zittingsplaats Leeuwarden , gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 31 juli 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-101507-19 en 18-143860-19, inzake de verdachte

[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,

wonende te [woonadres] , [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het gerechtshof van 20 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het gerechtshof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het gerechtshof de verdachte ter zake van de aan haar ten laste gelegde delicten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
Het gerechtshof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en haar raadsvrouw, mr. C.H.J. van Dooijeweert, ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd.

Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht

Bij het hierboven genoemde vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, heeft de politierechter de verdachte ter zake van de aan haar ten laste gelegde delicten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, met een poeftijd van twee jaren. Voorts heeft de politierechter de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in diens vordering tot schadevergoeding.
Het gerechtshof zal dat vonnis vernietigen omdat het gerechtshof deels tot een andere bewijsbeslissing komt dan de politierechter. Het gerechtshof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De benadeelde partij heeft zich niet opnieuw gevoegd in de strafzaak in hoger beroep. Derhalve kan de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij geen onderdeel meer vormen van het hoger beroep.

De tenlasteleggingen

Aan de verdachte is in de zaak met het parketnummer 18-101507-19 ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 27 april 2019 te [plaats] een SD-kaart, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de [naam] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Aan de verdachte is in de zaak met het parketnummer 18-143860-19 ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 5 maart tot en met 7 maart 2019 te [plaats] meermalen, althans eenmaal, (een) SSD harde schij(f)(ven) (merk: Samsung), in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan winkelbedrijf [naam] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Vrijspraak ter zake van de onder het parketnummer 18-143860-19 ten laste gelegde winkeldiefstallen
Het gerechtshof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de in de zaak met het parketnummer 18-143860-19 aan haar ten laste gelegde winkeldiefstallen heeft begaan, zodat zij daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het gerechtshof grondt deze beslissing op het volgende.
De verdachte heeft ontkend dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan deze winkeldiefstallen. In het verlengde daarvan heeft de verdediging vrijspraak bepleit, op nader aangevoerde gronden.
Het gerechtshof acht - evenals de verdediging en op de gronden die de verdediging heeft aangevoerd - onvoldoende bewijs aanwezig voor de omstandigheid dat door de verdachte een wegnemingshandeling is verricht in de [naam] op 5 maart 2019 en op 7 maart 2019. Kort en krachtig: niet vastgesteld kan worden dat de verdachte daar toen een product uit de verpakking heeft gehaald en heeft meegenomen uit de [naam] .
Dit dient te leiden tot vrijspraak.

Overweging met betrekking tot het bewijs van de onder het parketnummer

18-101507-19 ten laste gelegde winkeldiefstal

De verdachte heeft eveneens ontkend dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan deze winkeldiefstal.
Meer in het bijzonder heeft zij aangevoerd dat zij onbewust, per ongeluk en zonder de bedoeling om die weg te nemen een SD-kaart in haar jaszak heeft gedaan. In het verlengde daarvan is door de verdediging vrijspraak bepleit, op nader aangevoerde gronden.
Het gerechtshof is van oordeel dat het bewijsverweer dat de verdediging heeft gevoerd dat strekt tot vrijspraak van deze winkeldiefstal, wordt weerlegd door de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen.
Uit die bewijsmiddelen blijkt van een niet goed te volgen wijze van handelen van de verdachte met betrekking tot de SD-kaart. De verdachte heeft ter zitting van het gerechtshof een onaannemelijke verklaring afgelegd over hoe en waarom de SD-kaart in haar jaszak terecht is gekomen nadat deze SD-kaart in het bijzijn van een winkelmedewerker uit de verpakking is gehaald.
Het had immers voor de hand gelegen dat de verdachte deze SD-kaart, waarvan zij heeft verklaard dat zij die verder niet nodig had, had teruggegeven aan de winkelmedewerker.
Het gerechtshof acht niet aannemelijk geworden dat sprake is geweest van onbewust handelen van de verdachte.
Op grond van het bovenstaande verwerpt het gerechtshof het bewijsverweer van de verdediging.
Bewezenverklaring van de onder het parketnummer 18-101507-19 ten laste gelegde winkeldiefstal
Op grond van wettige bewijsmiddelen acht het gerechtshof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met het parketnummer 18-101507-19 aan haar ten laste gelegde winkeldiefstal heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 27 april 2019 te [plaats] een SD-kaart, die aan een ander toebehoorde, te weten aan de [naam] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het gerechtshof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat zij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het in de zaak met het parketnummer 18-101507-19 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde delict en de omstandigheden waaronder dat delict is begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Met betrekking tot de aard en de ernst van het bewezen verklaarde delict heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat een winkeldiefstal zoals de verdachte die heeft gepleegd schade, overlast en ergernis veroorzaakt voor het gedupeerde winkelbedrijf en de gedupeerde ondernemer hindert in de bedrijfsvoering. Ook de samenleving ondervindt schade van winkeldiefstal doordat de kosten die gemoeid zijn met het nemen van veiligheidsmaatregelen tegen diefstal uiteindelijk door consumenten betaald worden;
  • de omstandigheid dat de verdachte zich niets gelegen heeft laten liggen aan het eigendomsrecht van het desbetreffende winkelbedrijf;
  • de omstandigheid dat de verkoopwaarde van de gestolen SD-kaart bijna € 39,- bedraagt.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:
 de inhoud van het haar betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van
19 oktober 2020, waaruit blijkt dat zij eerder - op 13 maart 2019 - is veroordeeld ter zake van het plegen van winkeldiefstal en dat die veroordeling tijdens het plegen van het in deze zaak bewezenverklaarde feit onherroepelijk was; dit pleit niet in haar voordeel, nu deze eerdere bestraffing de verdachte er kennelijk niet van heeft weerhouden opnieuw een winkeldiefstal te plegen;
 de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is gebleken.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft het gerechtshof aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met deze zaak worden opgelegd.
Bepalend element in deze zaak is daarnaast het zogenaamde taakstrafverbod van artikel
22b van het Wetboek van Strafrecht, dat hier van toepassing is. Dat staat in de weg aan het opleggen van een zogenoemde kale taakstraf. Los daarvan acht het gerechtshof een taakstaf hier sowieso niet passend gelet op de specifieke recidive van de verdachte. Een zwaardere vorm van bestraffing is dan kennelijk nodig om de verdachte tot ander gedrag te bewegen.
De raadsvrouw van de verdachte heeft in het kader van het door haar gevoerde strafmaatverweer geen zodanig bijzondere of relevante feiten of omstandigheden aangevoerd dat het gerechtshof oplegging van een andere strafmodaliteit aangewezen acht. Ook overigens is het gerechtshof niet gebleken van dergelijke feiten of omstandigheden.
Op grond van het bovenstaande en uit een oogpunt van normhandhaving, vergelding en speciale preventie acht het gerechtshof passend en geboden de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van een week.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het gerechtshof heeft gelet op de artikelen 22b, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-143860-19 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-101507-19 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-101507-19 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week.

Aldus gewezen door
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. H.K. Elzinga, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 4 december 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Elzinga is buiten staat dit arrest te ondertekenen.