Uitspraak
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 24 juli 2016, te [plaats] , openlijk, te weten, op/aan de [straatnaam] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde partij1] , door hem
hij op of omstreeks 24 juli 2016, te [plaats] , [benadeelde partij2] heeft mishandeld door haar (met kracht)
Overweging met betrekking tot het bewijs
als eersteis overgegaan tot het aanwenden van geweld - tegen [benadeelde partij1] - en dat er daarvóór geen fysiek contact is geweest. Gelet op deze verklaring en het gegeven dat verdachtes stelling dat hij eerst werd geslagen geen bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, acht het gerechtshof niet aannemelijk dat - zoals gesteld is door de verdediging, op nader in de pleitnotities aangevoerde gronden - sprake is geweest van een situatie waarin de verdachte uit zelfverdediging heeft moeten handelen tegen [benadeelde partij1] en [benadeelde partij2] . De verdachte is immers degene geweest die het initiatief heeft genomen tot het aanwenden van geweld.
Bewezenverklaring
hij op 24 juli 2016 te [plaats] openlijk, te weten op/aan de [straatnaam] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde partij1] , door hem tegen het hoofd te slaan en vervolgens - terwijl voornoemde [benadeelde partij1] op de grond lag - tegen het hoofd en lichaam te schoppen.
hij op 24 juli 2016 te [plaats] [benadeelde partij2] heeft mishandeld door haar bij haar keel vast te pakken en haar keel dicht te knijpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat de verdachte door zijn handelen jegens [benadeelde partij1] zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen personen, zoals hierboven bewezen verklaard. De verdachte en zijn mededaders hebben door hun gewelddadige optreden een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [benadeelde partij1] en hebben hem pijn en letsel toegebracht. Voorts hebben zij gevoelens van onveiligheid opgewekt bij dat deel van het publiek dat hier - op straat tijdens een stapavond in het weekend - ongewild getuige van is geweest. Daarnaast is dergelijk openlijk gewelddadig optreden in het algemeen - en in vereniging in het bijzonder - zeer bedreigend en versterkt het de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving;
- de omstandigheid dat de verdachte door zijn handelen jegens [benadeelde partij2] een inbreuk heeft gemaakt op haar lichamelijke integriteit en haar pijn en letsel heeft toegebracht. Dergelijk gewelddadig handelen leidt in de regel bij het slachtoffer tot gevoelens van angst en onveiligheid. Ook dit incident vond plaats in het openbaar - op straat tijdens een stapavond in het weekend - en in het bijzijn van andere personen, hetgeen ook in de samenleving tot gevoelens van angst en onveiligheid kan leiden. Dit alles rekent het gerechtshof de verdachte aan;
- de omstandigheid dat volgens de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten (LOVS-oriëntatiepunten), dienende als handreiking voor de rechterlijke straftoemeting, ter zake van het delict openlijke geweldpleging, waarbij lichamelijk letsel is veroorzaakt, in beginsel een taakstraf voor de duur van honderdvijftig uren kan worden opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis.
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.