Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
althans een omgangsregeling door de rechtbank in goede justitie te bepalen.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een moeder en haar kind, [de minderjarige1]. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland, verzocht om een omgangsregeling die haar in staat zou stellen om regelmatig contact te hebben met haar kind. De rechtbank had eerder het verzoek van de moeder afgewezen, waarbij werd gesteld dat de voorgestelde omgangsregeling niet in het belang van het kind was. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de achtergrond van de moeder en het kind, de eerdere uithuisplaatsing van het kind en de impact van de omgang op de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van het kind. Het hof oordeelde dat de huidige omgangsregeling, die beperkt was tot een uur per drie weken, al veel van het kind vroeg en dat een uitbreiding van de regeling niet in het belang van het kind zou zijn. De moeder had eerder begeleid contact met haar kind, maar er waren zorgen over de impact van deze contacten op het kind, dat getraumatiseerd was door eerdere ervaringen. Het hof concludeerde dat de moeder niet in staat was om de belangen van het kind boven haar eigen belangen te stellen en dat de GI (gecertificeerde instelling) de verantwoordelijkheid had om de omgang te reguleren. De beslissing van de rechtbank werd bekrachtigd, en de kosten van het geding werden gecompenseerd.