ECLI:NL:GHARL:2020:10057

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 december 2020
Publicatiedatum
3 december 2020
Zaaknummer
21-000657-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in jeugdstrafzaak wegens onvoldoende bewijs van identiteitsmisbruik via Instagram

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 2000 en momenteel verblijvende in Huis van Bewaring Zwolle, was eerder veroordeeld door de kinderrechter, maar zonder straf of maatregel. Het hof heeft het hoger beroep behandeld na een zitting op 18 november 2020, waar de advocaat-generaal een voorwaardelijke jeugddetentie van twee weken had geëist.

De tenlastelegging betrof het opzettelijk en wederrechtelijk gebruiken van identificerende persoonsgegevens van een ander, met het oogmerk om diens identiteit te misbruiken. De verdachte zou een nepaccount op Instagram hebben aangemaakt onder de naam van een ander, [naam1], en seksueel getinte berichten hebben verstuurd. Het hof heeft echter geconstateerd dat er gerede twijfel bestond over de vraag of de verdachte daadwerkelijk verantwoordelijk was voor het aanmaken en gebruiken van het nepaccount.

De aangifte van de gedupeerden was pas enkele jaren na de feiten gedaan, en het onderzoek door politie en openbaar ministerie was traag verlopen. De verdachte ontkende elke betrokkenheid en het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Daarom heeft het hof het vonnis van de kinderrechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000657-20
Uitspraak d.d.: 2 december 2020
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 30 januari 2020 met parketnummer 16-018630-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
thans ingeschreven en uit anderen hoofde verblijvende in Huis van Bewaring Zwolle te Zwolle.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het tenlastegelegde tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. R.S. Pot, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte op 30 januari 2020 veroordeeld ter zake van het tenlastegelegde, maar heeft bepaald dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij (op een of meer tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode van 27 augustus 2015 tot en met 18 juli 2016 in Nederland meermalen opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander, te weten een Instagram account op naam van [naam1] , heeft gebruikt, met het oogmerk de identiteit van die [naam1] te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel is ontstaan, immers heeft hij, verdachte,
  • (telkens) op Instagram een (fake)account onder de naam van die [naam1] en een foto van die [naam1] aangemaakt en vervolgens, en/of
  • - anderen (via internet) benaderd als ware hij die [naam1] en vervolgens
  • - [benadeelde partij] , via internet door middel van voornoemd Instagram account heeft benaderd en seksueel getinte berichten en/of verzoeken en/of uitnodigingen verstuurd, en/of
  • veelvuldig) gewelddadige en/of seksueel getinte berichten op het account heeft geplaatst.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof overweegt in het bijzonder het volgende.
Gelet op de inhoud van het dossier bestaat bij het hof gerede twijfel over de vraag of het daadwerkelijk verdachte is geweest die het nepaccount op Instagram en het bijbehorende e-mailadres heeft aangemaakt en gebruikt.
Het hof constateert in de eerste plaats dat de aangifte van de gedupeerde politieambtenaar [naam1] reeds op 18 juli 2016 is gedaan. Uit die aangifte blijkt dat er een Instagramaccount op naam van [naam1] was gemaakt en dat er veel grove en seksueel getinte taal werd gebezigd. Uit de verklaringen van [naam1] is op te maken dat de kwestie een grote impact op hem, niet alleen als persoon maar ook in zijn functie van wijkagent in de wijk waar verdachte woonde, heeft gehad.
Geconstateerd moet verder worden dat de zaak door politie en openbaar ministerie niet bepaald voortvarend is opgepakt en onderzocht. Zo is de getuige [getuige] pas op 17 januari 2019 gehoord.
Verdachte zelf is door de politie op 3 oktober 2017 gehoord en heeft elke betrokkenheid bij het nepaccount op Instagram ontkend.
Uit een CIOT-bevraging is gebleken dat meestal - doch niet altijd - op het Instagramaccount is ingelogd vanaf het IP-adres dat geregistreerd staat op naam van [naam2] , wonende op [adres1] , [plaats1] . Dit betreft het (voormalige) adres van verdachte en zijn ouderlijk gezin. Verbalisant [verbalisant] relateert in het proces-verbaal van bevindingen van 4 augustus 2017 dat uit een raadpleging van het politiesysteem Integrale Bevraging blijkt dat op het adres één persoon met de naam [voornaam] staat ingeschreven, namelijk [verdachte] , geboren [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] .
Uit het Zorgformulier Jeugdige van 5 februari 2015 op pagina 30 en verder van het dossier maakt het hof echter op dat meerdere personen met de naam [voornaam] op dat adres staan ingeschreven, namelijk [naam3] , [naam4 1] en [naam4 2] .
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat niet met een voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die het nepaccount heeft aangemaakt en gebruikt, zodat hij van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. A.J. Rietveld, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Janssen, griffier,
en op 2 december 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.