ECLI:NL:GHARL:2020:10054

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 december 2020
Publicatiedatum
3 december 2020
Zaaknummer
21-006921-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling en vernieling met vrijspraak voor vernieling en veroordeling tot geldboete voor mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling en vernieling, waarbij een geldboete van € 500,- was opgelegd, waarvan € 250,- voorwaardelijk. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Tijdens de zittingen op 12 februari en 18 november 2020 heeft het hof de zaak opnieuw onderzocht. De advocaat-generaal vorderde een veroordeling tot een geldboete van € 500,-, maar het hof heeft uiteindelijk besloten om de verdachte alleen te veroordelen tot een geldboete van € 250,- voor de mishandeling van zijn broer, waarbij hij deze had geschopt. De verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde vernieling, omdat het hof niet overtuigd was van zijn schuld op basis van de beschikbare bewijsmiddelen. De benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de schade niet voldoende was onderbouwd. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de beslissing is op 2 december 2020 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006921-18
Uitspraak d.d.: 2 december 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 14 december 2018 met parketnummer 08-028506-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 februari 2020 en 18 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een geldboete ter hoogte van € 500,-, waarvan € 250,- voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal de toewijzing gevorderd van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 761,-, vermeerderd met de wettelijke rente, en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in haar vordering voor het overige, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. F.M.M.M. Vogels, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Overijssel heeft verdachte op 14 december 2018 veroordeeld voor mishandeling en vernieling en heeft verdachte daarvoor een geldboete opgelegd ter hoogte van € 500,-, waarvan € 250,- voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de politierechter deze toegewezen tot een bedrag van € 761,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, met niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in de vordering voor het overige.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 juni 2017 te [plaats] , gemeente [gemeente] , [benadeelde partij] heeft mishandeld door te slaan en/of stompen en/of duwen en/of trekken en/of schoppen en/of trappen tegen/op/in het gezicht, althans het hoofd en/of tegen/op/aan het lichaam van die [benadeelde partij] ;
2.
hij op of omstreeks 18 juni 2017 te [plaats] , gemeente [gemeente] , opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde partij] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt hierbij in het bijzonder dat verdachte weliswaar de mishandeling heeft ontkend, maar wel heeft verklaard dat hij een verbale confrontatie met zijn broer heeft gehad die is uitgelopen op een worsteling. Voorts zijn aangever en de getuige [getuige] door de politie en door de raadsheer-commissaris gehoord. Beiden zijn in de kern bij hun verklaring gebleven. Het hof heeft geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen, waarbij wordt opgemerkt dat [getuige] haar verklaring nadrukkelijk steun biedt aan de verklaring van aangever.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 18 juni 2017 te [plaats] , gemeente [gemeente] , [benadeelde partij] heeft mishandeld door te schoppen tegen het gezicht en het lichaam van die [benadeelde partij] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 18 juni 2017 schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn broer door hem tegen een knie en het gezicht te schoppen, terwijl zijn broer op de grond zat. Hierdoor heeft hij pijn en in beperkte mate letsel toegebracht aan zijn broer. Door zo te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 oktober 2020. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld is voor strafbare feiten, waaronder mishandeling.
Het hof neemt als vertrekpunt de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken met betrekking tot artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht. In het onderhavige geval betekent dat een geldboete ter hoogte van € 500,-. Het hof ziet echter reden om hier van af te wijken, gelet op enerzijds de ouderdom van het feit en anderzijds de omstandigheden waaronder de mishandeling heeft plaatsgevonden.
Het hof houdt voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die blijken uit het dossier en zoals die tijdens het onderzoek ter terechtzitting van het hof zijn besproken. Van belang is dat verdachte op dit moment werkzaam is en geen schulden heeft.
Alles afwegend is het hof van oordeel dat kan worden volstaan met een geldboete van 250 euro.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.251,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 761,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van de onder 2 tenlastegelegde vernieling waardoor de gestelde schade aan de auto ter hoogte van € 511,- zou zijn veroorzaakt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van de onder 1 tenlastegelegde mishandeling rechtstreekse schade tot een bedrag van € 240,- aan inkomstenderving heeft geleden. Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade ter hoogte van € 500,- acht het hof de vordering eveneens onvoldoende onderbouwd. Derhalve kan de benadeelde partij daarom thans in haar gehele vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. A.J. Rietveld, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Janssen, griffier,
en op 2 december 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.