Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[verzoeker],
verzoekers in hoger beroep,
Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
1.1. Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 december 2020, gaat het om de vervangende toestemming voor een medische behandeling van de minderjarige [de minderjarige2] door een kinderarts. De ouders, hierna aangeduid als 'de moeder' en 'de vader', zijn gezamenlijk belast met het gezag over hun twee kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De kinderen zijn onder toezicht gesteld sinds 19 april 2018, en de ondertoezichtstelling is sindsdien verlengd. De kinderrechter had eerder toestemming verleend voor een medische behandeling van [de minderjarige2] in verband met aanhoudende buikklachten, maar de ouders kwamen in hoger beroep tegen deze beslissing.
De procedure in hoger beroep begon met een beroepschrift dat op 3 juni 2020 werd ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 27 oktober 2020, waarbij de ouders en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De raad voor de kinderbescherming was niet aanwezig. De ouders verzochten het hof om de eerdere beschikkingen van de kinderrechter te vernietigen en de GI verzochten om bekrachtiging van de eerdere beslissingen.
Het hof oordeelde dat de GI niet voldoende ondubbelzinnig toestemming had gevraagd aan de ouders voor de medische behandeling van [de minderjarige2]. De communicatie tussen de GI en de ouders was moeizaam, en er was onvoldoende bewijs van een ondubbelzinnige weigering van de ouders om toestemming te verlenen. Het hof concludeerde dat de eerdere toestemming van de kinderrechter niet op de juiste gronden was verleend en wees het verzoek van de GI af. De ouders gaven tijdens de mondelinge behandeling aan dat zij de zorgen over de buikpijn van [de minderjarige2] deelden en dat zij een kinderarts wenselijk achtten.