In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 november 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de ontvankelijkheid van een verzoek om teruggaaf van omzetbelasting dat door belanghebbende, [X] B.V., was ingediend na een termijnoverschrijding. De belanghebbende had op 18 juli 2017 een verzoek om teruggaaf van € 250.723 ingediend, terwijl de aangifte uiterlijk op 30 april 2017 had moeten zijn ingediend. De Inspecteur had het verzoek om teruggaaf niet-ontvankelijk verklaard, wat leidde tot een beroepsprocedure bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende ging in hoger beroep.
Het Hof heeft vastgesteld dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat de belanghebbende door omstandigheden buiten haar schuld niet in staat was om tijdig aangifte te doen. De inbeslagname van de administratie door de FIOD en de verdenking van betrokkenheid bij btw-fraude hebben bijgedragen aan de vertraging. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur het verzoek om teruggaaf in behandeling had moeten nemen alsof het tijdig was ingediend. De uitspraak van de rechtbank en de beslissing van de Inspecteur zijn vernietigd, en de zaak is terugverwezen naar de Inspecteur voor een inhoudelijke behandeling van het verzoek om teruggaaf.
Het Hof heeft ook bepaald dat de Inspecteur het betaalde griffierecht aan belanghebbende moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.