Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekers in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 november 2019, gaat het om de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige2]. De grootouders van de minderjarige, die in hoger beroep zijn gekomen, waren in eerste aanleg niet als belanghebbenden aangemerkt. Het hof heeft vastgesteld dat de grootouders sinds 13 juni 2018 de minderjarige verzorgen en opvoeden, maar dat zij in eerste aanleg niet aan de wettelijke termijn voldeden om als belanghebbenden te worden aangemerkt. Het hof heeft de grootouders in hun beroep ontvangen, maar oordeelt dat zij geen belang meer hebben bij hun grief over de erkenning als belanghebbenden.
De zaak betreft de vraag of de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [de minderjarige2] verlengd moeten worden. De grootouders zijn van mening dat er geen gronden zijn voor verlenging, aangezien de minderjarige goed gedijt bij hen en de ouders instemmen met de huidige situatie. De gecertificeerde instelling (GI) daarentegen verzoekt om verlenging, omdat er zorgen zijn over de veiligheid en de samenwerking tussen de ouders en grootouders.
Het hof concludeert dat er geen gronden zijn voor verdere verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. De grootouders hebben aangetoond dat zij in staat zijn om de minderjarige goed op te voeden en dat de ouders in staat zijn om de benodigde hulp te accepteren. Het hof vernietigt de eerdere beschikking van de kinderrechter voor zover het de verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing betreft, en wijst het verzoek van de GI tot verlenging af. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en het hof bekrachtigt de eerdere beschikking voor de periode tot heden.