ECLI:NL:GHARL:2019:9813

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 november 2019
Publicatiedatum
14 november 2019
Zaaknummer
200.256.865/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling in hoger beroep met betrekking tot omgangsregeling tussen ouders en kinderen

In deze zaak gaat het om een wijziging van de zorgregeling tussen de vader en de kinderen, die voortkomt uit een eerdere beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland. De vader, die in hoger beroep is gegaan, is het niet eens met de beslissing van de rechtbank die hem slechts eenmaal per vier weken begeleid contact met zijn kinderen toestaat. De moeder, die de zorg voor de kinderen heeft, verzet zich tegen de verzoeken van de vader en vraagt het hof om de eerdere beslissing te handhaven. De kinderen, geboren in 2010 en 2013, wonen bij de moeder en hebben een complexe omgangsregeling met de vader die in het verleden niet goed is verlopen. Het hof heeft de zitting op 17 oktober 2019 gehouden, waarbij beide ouders en een vertegenwoordiger van de Jeugdbescherming aanwezig waren. De vader heeft aangegeven dat hij meer contact met de kinderen wil, maar de moeder en de gezinsvoogd hebben twijfels over zijn bereidheid om zich aan afspraken te houden. Het hof heeft alle stukken en verklaringen in overweging genomen en beslist dat de eerdere regeling van de rechtbank het beste is voor de kinderen, gezien de problemen in het verleden. Het verzoek van de vader wordt afgewezen en de beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.256.865
(zaaknummer rechtbank Gelderland 322131)
beschikking van 14 november 2019
inzake
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. E.R.T. Tromp te Nijmegen,
en
[verweerster],
wonende te [B] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: aanvankelijk mr. E. Vels te Arnhem,
thans mr. B. Anik te Arnhem.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verder te noemen: de GI.

1.De rechtszaak bij de rechtbank

In de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 27 december 2018 met zaaknummer 322131 (verder te noemen: de bestreden beschikking) staat hoe de rechtszaak bij de rechtbank is verlopen.

2.de rechtszaak in hoger beroep

2.1
In het dossier van het hof zitten de volgende stukken:
- het beroepschrift met bijlagen, ingekomen op 26 maart 2019;
- het verweerschrift met bijlagen;
- een journaalbericht van mr. Tromp van 19 april 2019 met bijlagen;
- een brief van de GI van 22 mei 2019;
- een brief van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) van 11 juni 2019;
- een journaalbericht van mr. Anik van 8 juli 2019;
- een e-mailbericht van de raad van 14 oktober 2019.
2.2
De zitting bij het hof was op 17 oktober 2019. De vader en de moeder zijn die dag verschenen, samen met hun advocaten. Verder was [C] van de GI aanwezig. In het e-mailbericht van de raad van 14 oktober 2019 staat dat niemand van de raad naar de zitting zal komen.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder hebben een relatie met elkaar gehad en zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] (hierna: [de minderjarige1] ), geboren [in] 2010 te [D] , en
- [de minderjarige2] (hierna: [de minderjarige2] ), geboren [in] 2013 te [D] , (verder samen te noemen: de kinderen). De kinderen wonen bij de moeder.
3.2
Bij beschikking van 5 januari 2016 heeft de kinderrechter bepaald dat de vader en de moeder samen het gezag over de kinderen krijgen en is een voorlopige omgangsregeling tussen de vader en de kinderen vastgesteld, inhoudende dat de kinderen vier uur per week onder begeleiding contact hebben met de vader.
3.3
Bij beschikking van 13 juni 2016 heeft de kinderrechter een zorgregeling tussen de vader en de kinderen vastgesteld, waarbij de kinderen eenmaal per 14 dagen en ook de helft van de vakanties en feestdagen bij de vader kunnen zijn.
3.4
De door de rechtbank vastgestelde zorgregeling verliep niet goed. De vader is een kort geding gestart en de moeder is een procedure begonnen om de zorgregeling stop te zetten of te veranderen. Deze zaken zijn door de rechtbank tegelijk behandeld. Op 3 oktober 2017 heeft de rechtbank bij beschikking (zaaknummer 322131) bepaald dat er nog geen eindbeslissing komt, maar dat de ouders eerst een traject tot begeleid contact via [E] of [F] kunnen gaan volgen. Omdat die hulpverlening niet is gelukt heeft de rechtbank in de beschikking van 23 maart 2018 de raad gevraagd om een onderzoek te doen en daarover een rapport met een advies te sturen.
3.5
Bij beschikking van 4 juni 2018 heeft de kinderrechter de kinderen onder toezicht gesteld tot 4 juni 2019. De ondertoezichtstelling van de kinderen is inmiddels verlengd met een jaar.
3.6
Bij beschikking van 18 juni 2018 heeft de kinderrechter een voorlopige zorgregeling vastgesteld waarbij de gezinsvoogd mag zeggen hoe die contacten gaan verlopen, hoe vaak de kinderen bij de vader zullen zijn en hoe lang de omgang zal gaan duren, maar ook hoe de kinderen begeleid gaan worden tijdens de omgang en dat bovendien binnen een half jaar moet worden bekeken of het ook zonder begeleiding kan.
De ouders mochten weer een zorgmodule (bijvoorbeeld [G] ) volgen.
3.7
In de beschikking waarmee de vader het nu niet eens is, is de eerder gegeven beschikking van 13 juni 2016 veranderd en is een minimale zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen één keer per vier weken begeleid contact hebben met de vader en waarbij de gezinsvoogd kan bepalen dat er meer of langer durende contacten kunnen komen en ook hoe die contacten gaan verlopen.

4.Waar het bij het hof over gaat

4.1
De vader is het niet eens met de laatste beslissing van de rechtbank. Hij vraagt het hof om die beslissing ongedaan te maken en in een nieuwe beslissing te bepalen dat hij gedurende een periode van drie maanden eenmaal per vier weken gedurende 30 minuten contact kan hebben met de kinderen, en dat daarna na negen maanden een regeling komt waarbij de vader eenmaal per 14 dagen van zaterdag 13:00 uur tot zondag 15:00 uur en ook de helft van de vakanties en feestdagen omgang met de kinderen kan hebben.
4.2
De moeder is het niet eens met wat de vader wil. Zij vraagt het hof om de laatste beslissing van de rechtbank te laten bestaan en de verzoeken van de vader af te wijzen en ook om te bepalen wie de kosten van deze rechtszaak moet betalen.

5.De redenen voor de beslissing van het hof

5.1
In de wetsartikelen 1:253a lid 4 en 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat het volgende:
De rechter kan op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan omvatten:een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, BW een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben.Dit betekent dat als de vader en de moeder het niet eens zijn over de contacten die hun kinderen hebben met de vader of de moeder, zij aan de rechter kunnen vragen om daarover een beslissing te nemen.
5.2
De vader zegt dat hij het niet eens is met de beslissing van de rechtbank dat hij maar één keer in de vier weken een half uur de kinderen mag zien en dat er altijd iemand bij moet zijn. De vader vindt het moeilijk om op een ontspannen manier contact te hebben met de kinderen als er steeds iemand bij is en dat dit kan worden opgelost als er vaker contact is met de kinderen.
5.3
De moeder zegt dat vanaf januari 2016 de contacten tussen de kinderen en de vader moeilijk zijn verlopen en dat daarom in oktober 2016 is gestopt met deze contacten. De vader houdt zich niet aan de afspraken en hij heeft moeite om te kijken naar wat de kinderen leuk vinden en wat bij hun leeftijd past. De gezinsvoogd en zij hebben veel moeite gedaan en ook steeds weer geprobeerd om de contacten met de vader te laten lukken. De vader heeft geen moeite gedaan om weer contact met de kinderen te krijgen. Ook wil hij niet meewerken met de hulpverleningstrajecten, die de kinderrechter heeft voorgesteld. De contacten die in oktober 2016 weer zijn begonnen, zijn ook weer niet gelukt, omdat de vader weer niet wilde meewerken.
De vader moet nu eerst maar eens laten zien dat hij wel wil meewerken met de contacten, zoals de rechtbank in de laatste beslissing heeft besloten. Pas als dat goed gaat kan er volgens de moeder meer contact komen tussen de vader en de kinderen.
5.4
De heer [C] (van Jeugdbescherming Gelderland) heeft tijdens de zitting tegen het hof gezegd dat de vader steeds afspraken om de kinderen te zien niet is nagekomen en dat de kinderen dat heel vervelend vonden en ook erg teleurgesteld waren. De GI denkt dat de kinderen toch nog wel een keer willen proberen om weer contact met de vader te hebben. De heer [C] heeft ook gezegd dat de GI de vader nog wel een keer een kans wil geven om weer contact met de kinderen te hebben en dat de GI dan ook de komende tijd wel weer voor een begeleider wil zorgen, maar dat de vader deze keer dan ook echt goed moet meewerken, zeker omdat dat voor de kinderen nu heel belangrijk is.
5.5
Het hof heeft alle stukken gelezen en geluisterd naar wat iedereen op de zitting heeft gezegd. De vader heeft toegegeven dat de omgangsregeling tussen hem en de kinderen steeds niet is gelukt, omdat hij zich vaak niet aan de afspraken heeft gehouden. Dat kwam volgens hem omdat hij het niet fijn vond dat er steeds een begeleider bij de omgangsmomenten was, maar ook omdat hij er niet zo goed tegen kan als hij dingen “moet doen”. Tijdens de zitting heeft hij beloofd dat hij zijn best wil gaan doen om de contacten tussen hem en de kinderen nu wel te laten lukken, maar dat hij niet wil meewerken met hulpverleners, zoals van [H] . De heer [C] heeft gezegd dat de GI de komende tijd wel weer voor een begeleider kan zorgen die bij de contactmomenten tussen de vader en de kinderen kan zijn.
Het hof vindt dat de contactmomenten tussen de vader en de kinderen moeten plaatsvinden op de manier en zo vaak als de rechtbank in de laatste beslissing heeft bepaald. Het hof vindt dat omdat het heel vaak is misgegaan met de contacten. Daarom is de regeling van de rechtbank ook nu nog het beste voor de kinderen. Het hof vindt daarom ook dat er op dit moment niet nog méér contactmomenten moeten komen. Het is daarom, zeker voor de kinderen, nu heel belangrijk dat de vader zich dan ook aan alle afspraken gaat houden. Als hij dit weer niet gaat doen, zal dit namelijk heel slecht zijn voor de kinderen.
Het hof zal het verzoek van de vader in hoger beroep afwijzen en de bestreden beschikking bekrachtigen. Dit betekent dat het hof vindt dat de laatste beslissing van de rechtbank blijft bestaan.
5.6
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de procedure de uit die relatie geboren kinderen betreft. Dit betekent dat iedere partij zijn eigen kosten (zoals die van de advocaat) moet betalen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 27 december 2018;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, A. Smeeïng-van Hees en
C.M. Schönhagen, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, en is op 14 november 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.