In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 november 2019 een tussenuitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de benoeming van een bijzondere curator. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft het hof verzocht om een bijzondere curator te benoemen ter behartiging van de belangen van haar minderjarige dochter, geboren in 2013. De vader, verweerder in hoger beroep, heeft dit verzoek betwist en stelt dat er geen wezenlijk conflict is tussen de minderjarige en de ouders. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder en de vader in een conflict zijn verwikkeld, maar dat dit niet gelijkstaat aan een wezenlijk conflict tussen de minderjarige en de ouders. De moeder heeft zorgen geuit over de verzorging van de minderjarige door de vader en de impact daarvan op haar welzijn. Het hof heeft echter geoordeeld dat er geen gronden zijn voor de benoeming van een bijzondere curator, omdat de belangen van de ouders niet in strijd zijn met die van de minderjarige. Het hof heeft besloten om de raad voor de kinderbescherming te verzoeken een onderzoek in te stellen naar de vraag of gezamenlijk of eenhoofdig gezag het meest in het belang van de minderjarige is, en welke contactregeling het meest passend is. De behandeling van de hoofdzaak is aangehouden totdat het rapport van de raad is ontvangen.