ECLI:NL:GHARL:2019:9812

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 november 2019
Publicatiedatum
14 november 2019
Zaaknummer
200.256.795/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot benoeming van een bijzondere curator in een geschil over gezag en contactregeling tussen ouders van een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 november 2019 een tussenuitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de benoeming van een bijzondere curator. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft het hof verzocht om een bijzondere curator te benoemen ter behartiging van de belangen van haar minderjarige dochter, geboren in 2013. De vader, verweerder in hoger beroep, heeft dit verzoek betwist en stelt dat er geen wezenlijk conflict is tussen de minderjarige en de ouders. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder en de vader in een conflict zijn verwikkeld, maar dat dit niet gelijkstaat aan een wezenlijk conflict tussen de minderjarige en de ouders. De moeder heeft zorgen geuit over de verzorging van de minderjarige door de vader en de impact daarvan op haar welzijn. Het hof heeft echter geoordeeld dat er geen gronden zijn voor de benoeming van een bijzondere curator, omdat de belangen van de ouders niet in strijd zijn met die van de minderjarige. Het hof heeft besloten om de raad voor de kinderbescherming te verzoeken een onderzoek in te stellen naar de vraag of gezamenlijk of eenhoofdig gezag het meest in het belang van de minderjarige is, en welke contactregeling het meest passend is. De behandeling van de hoofdzaak is aangehouden totdat het rapport van de raad is ontvangen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.263.162 en 200.256.795
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 434774 en 43775)
beschikking van 14 november 2019
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. D.G.M. Ceder te Amsterdam,
en
[verweerder],
wonende te [B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. Q. Overeijnder te Monnickendam.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 3 oktober 2017 en 20 december 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De laatstgenoemde beschikking wordt verder de bestreden beschikking genoemd.
2. Het geding in hoger beroep (zaaknummer 200.256.795) met een verzoek tot benoeming van een bijzondere curator (zaaknummer 200.263.162)
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, tevens houdend een verzoek tot benoeming van een
bijzondere curator, ingekomen op 19 maart 2019;
- het verweerschrift, tevens houdende incidenteel hoger beroep, met producties;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep.
2.2
De mondelinge behandeling ter zake van het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator heeft op 17 oktober 2019 plaatsgevonden. De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat.
De vader is eveneens in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat.

3.De vaststaande feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van:
- [de minderjarige] , geboren [in] 2013 te [C] .
De moeder was van rechtswege belast met het eenhoofdig gezag.
3.2
Bij de -uitvoerbaar bij voorraad verklaarde- bestreden beschikking heeft de rechtbank bepaald dat de vader voortaan gezamenlijk met de moeder belast is met het gezag over [de minderjarige] en een contactregeling tussen de vader en [de minderjarige] vastgesteld.
3.3
[de minderjarige] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder.

4.De omvang van het geschil

4.1
In de procedure bij dit hof geregistreerd onder nummer 200.256.795 verzoekt de moeder de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de vader om hem gezamenlijk met het gezag over [de minderjarige] af te wijzen en zijn verzoek voor wat betreft een omgangsregeling alleen toe te wijzen voor zover die omgang begeleid plaats vindt.
4.2
De moeder verzoekt in de procedure (200.263.162/01) een bijzondere curator te benoemen ter behartiging van de belangen van [de minderjarige] in die procedure. De vader verzoekt het hof dit verzoek van de moeder af te wijzen.
4.3
Het hof zal in deze beschikking eerst het verzoek van de moeder voor wat betreft de benoeming van een bijzondere curator beoordelen. Het hof zal voorts beoordelen of er gronden aanwezig zijn om een onderzoek door de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad) te gelasten teneinde het hof te kunnen adviseren voordat het hof over de overige verzoeken van de moeder beslist.

5.De motivering van de beslissing

de bijzondere curator
5.1
Ingevolge artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) benoemt de rechter bij wie de zaak aanhangig is, indien hij dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve een bijzondere curator om de minderjarige, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen, wanneer in aangelegenheden betreffende diens verzorging en opvoeding, dan wel het vermogen van de minderjarige, de belangen van de met het gezag belaste ouders of één van hen dan wel van de voogd of de beide voogden in strijd zijn met die van de minderjarige.
5.2
Uit de wetsgeschiedenis valt af te leiden dat het bij de herziening van dit wetsartikel in 1995 niet de bedoeling van de wetgever is geweest algemene opvoedingsproblemen met de hulp van een bijzondere curator tot een oplossing te brengen. Beoogd is te voorzien in de mogelijkheid van benoeming van een bijzondere curator wanneer met betrekking tot de verzorging en opvoeding een wezenlijk conflict is ontstaan tussen de minderjarige en degene die als wettelijke vertegenwoordiger met zijn verzorging en opvoeding is belast (vgl. Hoge Raad 4 februari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR4850). Blijkens de wetsgeschiedenis treedt de bijzondere curator slechts ter oplossing van een bepaald concreet probleem ten behoeve van de minderjarige op, en niet, zoals een mentor, in het algemeen ter behartiging van de immateriële belangen van een minderjarige. Bij de beantwoording van de vraag of benoeming van een bijzondere curator is aangewezen, zal het belang van de minderjarige de eerste overweging voor de rechter moeten vormen. De rechter heeft bij de beantwoording van de vraag of een bijzondere curator nodig is, een grote mate van beoordelingsvrijheid.
5.3
De moeder stelt dat er onvoldoende rekening wordt gehouden met de belangen van [de minderjarige] en dat, nu dit zijn weerslag heeft op de gesteldheid van [de minderjarige] , het in het belang van [de minderjarige] is dat er een bijzondere curator wordt aangesteld die de belangen van [de minderjarige] behartigt.
De moeder heeft ter mondelinge behandeling verklaard dat [de minderjarige] door de vader niet wordt verzorgd zoals dat volgens de afspraken zou moeten en dat de contactregeling niet verloopt zoals dat zou moeten. Het gaat op en af met [de minderjarige] . Als zij naar de vader moet of daar vandaan is zij helemaal van slag. [de minderjarige] slaapt dan slecht en bijt op haar nagels. Als de moeder aan [de minderjarige] vraagt of zij zin heeft om naar de vader te gaan antwoordt [de minderjarige] dat niet te weten omdat zij niet weet wat zij daar gaan doen en omdat zij zich eenzaam voelt bij de vader. Dit baart de moeder zorgen. Er zijn zorgmeldingen gedaan onder meer door de politie. De hulpverlening is terughoudend om zich er in te mengen. Meerdere instanties hebben aangegeven zich terug te trekken. Effectieve hulpverlening is daardoor bijna onmogelijk. Een bijzondere curator kan sturend optreden. Beide partijen hebben het belang van [de minderjarige] voor ogen maar over de invulling daarvan wordt anders gedacht. Een bijzondere curator zou kunnen kijken hoe het gaat bij de vader thuis en kan de stem van [de minderjarige] vertegenwoordigen. Het is belangrijk dat er nu vanuit het belang van [de minderjarige] wordt gedacht en dat er rust komt, aldus nog steeds de moeder.
5.4
De vader betwist de stellingen van de moeder en stelt dat het verzoek van de moeder tot benoeming van een bijzondere curator, mede gelet op het belaste verleden, het loyaliteitsconflict, de jeugdige leeftijd van [de minderjarige] alsmede het reeds uitvoerige [D] onderzoek dat heeft plaatsgevonden en de betrokken hulpverlening, moet worden afgewezen. Er valt niet in te zien waarom [de minderjarige] nog additionele gesprekken met een bijzondere curator aan zou moeten gaan omdat niet is gebleken dat er in het voorgaande traject onvoldoende rekening is gehouden met haar belangen. Het klopt dat de contactregeling niet verloopt zoals dat zou moeten maar dat komt omdat de moeder zelfstandig besloten heeft de contactregeling te wijzigen. De bij de bestreden beschikking vastgestelde contactregeling beviel de moeder niet en kennelijk wil zij dat nu via een bijzondere curator een contactregeling vastgesteld wordt die haar wel bevalt. Het contact tussen de moeder en de vader verloopt heel moeizaam en dat heeft zijn weerslag op [de minderjarige] , maar op school heeft [de minderjarige] daar geen last van. De door de moeder gestelde zorgmeldingen zijn de vader niet bekend. Het gaat hier meer om de gemoedstoestand van de moeder zelf dan om [de minderjarige] . [de minderjarige] heeft veel plezier bij hem. Wel bemerkt hij dat [de minderjarige] vaak negatief geladen bij hem komt. Het heeft er alle schijn van dat de moeder [de minderjarige] niet op een plezierige manier voorbereidt op omgang met hem. Het verzoek van de moeder om een bijzondere curator te benoemen berust op een oneigenlijk argument. Het gaat in essentie om de strijd tussen de ouders die moet worden opgelost, aldus nog steeds de vader.
5.5
Het hof stelt voorop dat uit artikel 1:250 BW volgt dat de rechter slechts tot benoeming van een bijzondere curator overgaat, indien de belangen van (een van) de met het gezag belaste ouder(s) in strijd zijn met die van de minderjarige. Naar het oordeel van het hof
is daarvan in dit geval niet gebleken. Wel ziet het hof dat sprake is van strijd tussen de beide ouders en dan met name van de moeder richting de vader, maar dat is geen wezenlijk conflict tussen de minderjarige en degene die als wettelijke vertegenwoordiger met zijn verzorging en opvoeding is belast zoals bedoeld in de hiervoor genoemde uitspraak van de Hoge Raad. Van bijzondere feiten en/of omstandigheden die meebrengen dat de benoeming van een bijzondere curator in deze zaak toch noodzakelijk is in het belang van [de minderjarige] , is evenmin gebleken. Onduidelijk is ten slotte wat de toegevoegde waarde van een bijzondere curator in dit geval zou zijn. Dit alles leidt tot het oordeel dat het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator moet worden afgewezen.
gezag en contactregeling
5.6
Het hof ziet aanleiding om de raad opdracht te geven een onderzoek in te stellen en het hof te adviseren over de verzoeken van moeder ten aanzien van het gezag en de contactregeling. De problemen en de (belangen) strijd tussen de ouders en met name ook de houding van de moeder richting de vader, die zij ook naar [de minderjarige] uitstraalt, vindt het hof zeer zorgelijk en belastend voor [de minderjarige] . Gelet op het vorenstaande zal het hof de behandeling van de hoofdzaak aanhouden en de raad verzoeken een onderzoek in te stellen naar de vraag of gezamenlijk of eenhoofdig gezag het meest in het belang van [de minderjarige] is, naar welke contactregeling het meest in het belang van [de minderjarige] is en daarbij voorts te betrekken de vraag of er voor de raad aanleiding is een beschermingsonderzoek te doen. Het hof zal de raad verzoeken om over het verloop van een en ander te rapporteren en het hof te adviseren.
Het hof overweegt ten overvloede dat, zoals ter mondelinge behandeling is besproken, de moeder vooralsnog gehouden is zich aan de in de bestreden beschikking vastgestelde contactregeling te houden en dat het niet aan de moeder is om daar, voordat er in hoger beroep nader op is beslist, zelf een eigen invulling aan te geven.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen wijst het hof het verzoek van de moeder tot benoeming van een bijzondere curator af en zal het hof de beslissing op de overige verzoeken van de moeder aanhouden en de raad vragen een onderzoek in te stellen naar het gezag en de contactregeling en daarover te rapporteren en te adviseren.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
(200.263.162)
- wijst het verzoek van de moeder tot benoeming van een bijzondere curator af ;
(200.256.795)
- verzoekt de raad een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de volgende vragen:
  • Is gezamenlijk of eenhoofdig gezag in het belang van [de minderjarige] ?
  • Welke contactregeling tussen de vader en [de minderjarige] is het meest in het belang van [de minderjarige] ?
en daaromtrent uiterlijk op 20 februari 2020 te rapporteren en te adviseren;
bepaalt dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet op een na ontvangst van het rapport van de raad te bepalen datum, waarvoor partijen, en de raad zullen worden opgeroepen.
bepaalt dat het onderzoek door de raad zal worden verricht onder leiding van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. H. Phaff;
bepaalt dat de raad zich voor vragen of opmerkingen betreffende het onderzoek zal kunnen wenden tot voornoemde raadsheer-commissaris;
bepaalt dat partijen hun inlichtingen en verzoeken dienen te richten aan de raadsheer-commissaris;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, M.P. den Hollander en A.W. Beversluis, bijgestaan door F.E. Knoppert als griffier, en is op 14 november 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.