Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
mr. P. Keijzer, naar voren is gebracht.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een werkstraf van veertig uren en twintig dagen jeugddetentie voor het opzettelijk uitgeven van valse bankbiljetten. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld na het onderzoek op de terechtzitting van 30 oktober 2019. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het eerdere vonnis, waarin hij was veroordeeld voor het uitgeven van valse bankbiljetten, waarvan hij zou hebben geweten dat ze vals waren.
Het hof heeft vastgesteld dat de bewijsvoering niet wettig en overtuigend kan aantonen dat de verdachte op het moment van het ontvangen van de bankbiljetten wist dat deze vals waren. De verklaring van de verdachte tijdens de eerdere zitting werd door het hof niet als voldoende bewijs beschouwd voor opzet. Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is voor zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde, en heeft de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. Het eerdere vonnis is vernietigd en het hof heeft opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van het uitgeven van valse bankbiljetten.