ECLI:NL:GHARL:2019:9783

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 november 2019
Publicatiedatum
13 november 2019
Zaaknummer
21-002695-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van opzettelijk uitgeven van valse bankbiljetten

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een werkstraf van veertig uren en twintig dagen jeugddetentie voor het opzettelijk uitgeven van valse bankbiljetten. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld na het onderzoek op de terechtzitting van 30 oktober 2019. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het eerdere vonnis, waarin hij was veroordeeld voor het uitgeven van valse bankbiljetten, waarvan hij zou hebben geweten dat ze vals waren.

Het hof heeft vastgesteld dat de bewijsvoering niet wettig en overtuigend kan aantonen dat de verdachte op het moment van het ontvangen van de bankbiljetten wist dat deze vals waren. De verklaring van de verdachte tijdens de eerdere zitting werd door het hof niet als voldoende bewijs beschouwd voor opzet. Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is voor zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde, en heeft de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. Het eerdere vonnis is vernietigd en het hof heeft opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van het uitgeven van valse bankbiljetten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002695-19
Uitspraak d.d.: 13 november 2019
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland van 16 mei 2019 met parketnummer 18-038123-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 oktober 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte voor het subsidiair tenlastegelegde tot een werkstraf van veertig uren subsidiair twintig dagen jeugddetentie en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. P. Keijzer, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte veroordeeld tot een werkstraf van veertig uren subsidiair twintig dagen jeugddetentie en de vordering van de benadeelde partij toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 7 augustus 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland, opzettelijk twaalf bankbiljetten van 50 euro, althans een of meer bankbiljetten van 50 euro dat/die hij, verdachte, zelf heeft nagemaakt en/of vervalst en/of waarvan de valsheid en/of vervalsing hem, toen hij deze ontving bekend was, als echt en onvervalst heeft uitgegeven;
subsidiair
hij op of omstreeks 7 augustus 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] , opzettelijk twaalf bankbiljetten van 50 euro, althans een of meer valse of vervalste bankbiljetten van 50 euro heeft uitgegeven.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Verdachte is primair ten laste gelegd dat hij opzettelijk valse bankbiljetten heeft uitgegeven, terwijl hij op het moment dat hij deze biljetten ontving wist dat ze vals waren. Subsidiair is verdachte ten laste gelegd dat hij opzettelijk valse of vervalste bankbiljetten heeft uitgegeven, waarbij de valsheid hem bekend was op het moment dat hij de bankbiljetten uitgaf. Verdachte heeft elke wetenschap van valsheid en aldus elk opzet ontkend.
Primair
Het hof is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte op het moment van het ontvangen van de bankbiljetten wist dat deze biljetten vals waren. Het hof zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
Subsidiair
Het hof is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk vals geld heeft uitgegeven. Het in dit verband voor de verdachte meest bezwarende bewijsmiddel, te weten de verklaring van verdachte ter zitting in eerste aanleg dat hij "wel door had dat het niet helemaal zuivere koffie was", acht het hof in dat verband niet c.q. onvoldoende redengevend voor het opzet van verdachte op het uitgeven van vals geld. Mede in aanmerking genomen hetgeen door c.q. namens verdachte naar voren is gebracht, is/blijft immers denkbaar dat deze uitlating niet specifiek betrekking had op de valsheid van het geld, maar - bijvoorbeeld - op de herkomst ervan. Ook het subsidiair tenlastegelegde kan niet wettig en overtuigend worden bewezen en verdachte dient daarvan te worden vrijgesproken.
Het hof heeft aldus uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. A.H. toe Laer, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. W. Foppen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, griffier,
en op 13 november 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. W. Foppen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.