Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties ingekomen op 24 september 2018;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met productie;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met producties;
- een journaalbericht van mr. Ugur van 1 april 2019 met producties, en
- een journaalbericht van mr. Ugur van 2 april 2019.
- het beroepschrift met producties ingekomen op 2 april 2019;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met producties, en
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met producties.
3.De feiten
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2006 te Celle (Duitsland), en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2008 te [D] (Zwitserland).
- de echtscheiding tussen partijen uitgesproken;
- bepaald dat de man met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand aan de vrouw een voorlopige bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud dient te betalen van € 129,- per maand;
- de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw bepaald;
- bepaald dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen € 612,- per kind per maand dient te betalen;
- iedere verdere beslissing ten aanzien van de kinder- en partneralimentatie aangehouden.
- bepaald dat de man met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand voorlopig € 843,- per maand aan de vrouw moet voldoen als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud;
- bepaald dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen voor de periode van 23 augustus 2017 tot en met 31 december 2017 € 612,- per kind per maand dient te betalen en vanaf 1 januari 2018 € 621- per kind per maand;
- de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
- iedere verdere beslissing ten aanzien van de definitieve beslissing over de bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw aangehouden.
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
- salaris € 995,74 bruto per maand;
- gemiddelde onregelmatigheidstoeslag van € 9,72 per maand;
- vakantietoeslag van 8% over het bruto salaris;
- eindejaarsuitkering (waarvoor € 70,20 per maand wordt gereserveerd) en
- ingehouden premie OP van € 64,15 per maand.
- de bijstandsnorm voor een alleenstaande van € 997,- verhoogd met € 588,- per maand voor de kosten voor een hogere levensstandaard in Zwitserland;
- een nominale premie ziektekosten van € 314,- per maand, waarop in mindering strekken
- de in de bijstandsnorm begrepen bedragen aan nominaal deel premie ziektekosten;
- de helft van de parkeerkosten van € 150,- per maand, ofwel € 75,- per maand en
- een draagkrachtpercentage van 60.
- een woonlast in Zwitserland van € 888,- per maand;
- de verblijfskosten in Nederland voor de omgang met de kinderen van € 318,- per maand, aangezien dit bedrag niet tussen partijen ter discussie staat;
- op de woonlasten wordt in mindering gebracht het in de bijstandsnorm begrepen bedrag aan gemiddelde basishuur;
- de reiskosten die de man maakt in het kader van de omgang, bestaande uit vliegtickets van € 613,- per maand, € 185,- per maand aan autohuur en benzinekosten en € 70,- per maand aan parkeerkosten, omdat de hoogte van deze kosten tussen partijen verder niet in geschil is, en
- de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van de kinderen van € 1.242,- per maand voor beide kinderen en een in aanmerking te nemen zorgkorting van € 220,- per maand.
25% van € 1.242,-