In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 26 april 2018, waarin de rechtbank de Inspecteur heeft opgedragen om belastingrente te vergoeden en het griffierecht te vergoeden. De belanghebbende had een verzoek om teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) ingediend in verband met de export van een Ford Fiësta. De Inspecteur had dit verzoek aanvankelijk afgewezen, maar later alsnog goedgekeurd. De rechtbank heeft de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de belastingrente en griffierecht. De belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld, waarbij de Inspecteur verweer heeft gevoerd. Het Hof heeft op 12 november 2019 uitspraak gedaan, waarbij het hoger beroep ongegrond werd verklaard. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur niet in strijd met de hoorplicht heeft gehandeld, omdat hij volledig aan het bezwaar van de belanghebbende tegemoet was gekomen. Tevens werd geoordeeld dat de belanghebbende recht heeft op vergoeding van wettelijke rente over het griffierecht, omdat dit niet binnen vier weken na de uitspraak van de rechtbank was betaald. De uitspraak van de rechtbank blijft in stand, en de Inspecteur wordt veroordeeld tot vergoeding van de wettelijke rente over het griffierecht.