In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 26 oktober 2018, waarin de heffingsambtenaar van de gemeente Oost Gelre de WOZ-waarde van een onroerende zaak heeft vastgesteld. De heffingsambtenaar had de waarde van het pand, een winkelpand gelegen aan [a-straat 1] te [Z], per waardepeildatum 1 januari 2017 vastgesteld op € 106.000. Na bezwaar van belanghebbende werd deze waarde verlaagd tot € 89.000, en werd er een proceskostenvergoeding van € 406,30 toegekend. Belanghebbende ging in beroep tegen de uitspraak van de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Het geschil in hoger beroep betreft de hoogte van de proceskostenvergoeding voor de taxatiekosten van het taxatierapport, dat door de taxateur van belanghebbende is opgesteld. Belanghebbende stelt recht te hebben op een vergoeding van € 314,60, terwijl de heffingsambtenaar slechts € 157,30 heeft toegekend. Het Hof oordeelt dat de heffingsambtenaar de vergoeding niet te laag heeft vastgesteld, omdat de taxateur slechts 2 uren aan de taxatie heeft besteed, wat redelijk is voor een nieuwbouwpand zonder bijzonderheden. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.