In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen [appellant], handelend onder de naam [appellant] Sales, en Sinomedik B.V. De zaak betreft de kwalificatie van de overeenkomst tussen partijen als een agentuurovereenkomst in de zin van artikel 7:428 BW en de vraag of [appellant] recht heeft op een klantenvergoeding op basis van artikel 7:442 BW. Het hof heeft vastgesteld dat er tussen [appellant] en Sinomedik meerdere overeenkomsten hebben bestaan van 15 maart 2014 tot 15 september 2016, waarbij [appellant] als tussenpersoon optrad voor Sinomedik bij de verkoop van medische hulpmiddelen. In eerste aanleg heeft de rechtbank Noord-Nederland zich onbevoegd verklaard en de zaak verwezen naar de kantonrechter, die de vorderingen van [appellant] heeft afgewezen. In hoger beroep heeft [appellant] de vernietiging van het vonnis van de kantonrechter gevorderd en aanspraak gemaakt op betaling van provisies en een klantenvergoeding. Het hof heeft geoordeeld dat [appellant] niet voldoende heeft aangetoond dat hij aanspraak kan maken op een klantenvergoeding, omdat hij niet heeft bewezen dat hij klanten heeft aangebracht die Sinomedik aanzienlijke voordelen opleveren. Het hof heeft de grieven van [appellant] afgewezen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij [appellant] in de kosten van het hoger beroep is veroordeeld.