Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Samen Veilig Midden-Nederland,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige1]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de duur van de uithuisplaatsing die door de kinderrechter was opgelegd. De moeder had vier grieven ingediend en verzocht om vernietiging van de beschikking van de kinderrechter, waarbij de GI (Gecertificeerde Instelling) was gemachtigd om de minderjarige uit huis te plaatsen.
De procedure in eerste aanleg vond plaats bij de rechtbank Midden-Nederland, waar de kinderrechter op 7 mei 2019 de minderjarige onder toezicht had gesteld en de GI had gemachtigd tot uithuisplaatsing. De moeder was van mening dat zij in staat was om de zorg voor [de minderjarige1] te dragen en dat de zorgen van de GI niet voldoende waren om de uithuisplaatsing te rechtvaardigen. Het hof heeft de grieven van de moeder gezamenlijk beoordeeld en geconcludeerd dat de zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige1] ernstig zijn, vooral in verband met de beschuldigingen van seksueel misbruik.
Het hof heeft vastgesteld dat er geen objectieve aanwijzingen zijn die de beweringen van de moeder ondersteunen en dat de moeder tijdens omgangsmomenten ongeschikte vragen aan [de minderjarige1] stelt. Het hof oordeelde dat de moeder op dit moment niet in staat is om een veilig opvoedingsklimaat te bieden en dat onderzoek naar haar persoonlijkheid noodzakelijk is voordat thuisplaatsing kan worden overwogen. De moeder heeft inmiddels ingestemd met gezinsopname, wat het hof als een positieve ontwikkeling beschouwde. Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij de uithuisplaatsing voor de resterende duur van de machtiging noodzakelijk werd geacht voor de opvoeding en verzorging van [de minderjarige1].