ECLI:NL:GHARL:2019:9411

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 oktober 2019
Publicatiedatum
4 november 2019
Zaaknummer
200.248.219/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen grootmoeder en kleindochter in het kader van een verstoorde familieband

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de grootmoeder om een omgangsregeling met haar kleindochter. De grootmoeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, stelde dat zij een nauwe persoonlijke betrekking had met de minderjarige, geboren in 2010. De rechtbank had de grootmoeder echter niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek om een omgangsregeling, omdat er volgens de rechtbank geen nauwe persoonlijke betrekking bestond.

Het hof heeft de ontvankelijkheid van de grootmoeder in haar verzoek beoordeeld en vastgesteld dat er voldoende omstandigheden zijn die wijzen op een nauwe persoonlijke betrekking tussen de grootmoeder en de kleindochter. De grootmoeder had in de eerste jaren van het leven van de kleindochter een intensieve band opgebouwd, maar het contact was sinds december 2017 stopgezet. Het hof oordeelde dat de grootmoeder ontvankelijk was in haar verzoek, maar dat het verzoek om een omgangsregeling moest worden afgewezen.

De reden hiervoor was dat het hof van mening was dat een omgangsregeling met de grootmoeder, gezien de verstoorde relatie tussen de grootmoeder en de moeder, zou leiden tot loyaliteitsconflicten voor de kleindochter. De moeder steunde de omgangsregeling niet, en de complexe familiesituatie zou een negatieve impact hebben op de ontwikkeling van de minderjarige. Het hof heeft ook het subsidiaire verzoek van de grootmoeder om een informatieregeling afgewezen, omdat dit niet op de wet was gebaseerd. De beslissing van het hof was om de eerdere beschikking van de rechtbank te vernietigen, maar de verzoeken van de grootmoeder tot het vaststellen van een omgangsregeling en een informatieregeling af te wijzen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.248.219/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/19/122569 / FA RK 18-701)
beschikking van 29 oktober 2019
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de grootmoeder,
advocaat: mr. W.G. ten Have te Winschoten,
en
[verweerster],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. H. Diepeveen te Meppel.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 18 juli 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 18 oktober 2018;
- het verweerschrift;
- een journaalbericht van mr. Diepeveen van 4 december 2018 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Ten Have van 22 januari 2019 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Ten Have van 19 februari 2019 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Ten Have van 4 maart 2019 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Diepeveen van 10 september 2019 met productie(s).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 10 oktober 2019 plaatsgevonden. Partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is dhr. [B] verschenen.

3.De feiten

Verzoekster is de moeder van de moeder en grootmoeder van de minderjarige [de minderjarige] , geboren [in] 2010.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil (de invulling van) het recht op omgang van [de minderjarige] met de grootmoeder. De rechtbank heeft de grootmoeder in de bestreden beschikking niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast te stellen wegens het ontbreken van een nauwe persoonlijke betrekking.
4.2
De grootmoeder is met twee grieven in hoger beroep gekomen. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De grootmoeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, na wijziging van het verzoek op de zitting, opnieuw beschikkende een omgangsregeling vast te stellen waarbij [de minderjarige] eenmaal per maand een paar uren bij de grootmoeder is, althans een omgangsregeling vast te stellen zoals het hof in goede justitie vermeent te behoren. Voorwaardelijk, voor het geval dat haar verzoek tot vaststelling van de omgangsregeling wordt afgewezen, verzoekt de grootmoeder een informatieregeling vast te stellen.
4.3
De moeder voert verweer. Zij verzoekt het hof de grootmoeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep, althans het verzoek van de grootmoeder in hoger beroep af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

De ontvankelijkheid van de grootmoeder in haar verzoek
5.1
Het hof stelt voorop dat de grootouders van een kind in hun verzoek kunnen worden ontvangen indien zij voldoende concrete omstandigheden stellen voor het bestaan van gezinsleven (family life) als bedoeld in artikel 8 lid 1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Biologische verwantschap is één van de feiten en omstandigheden op grond waarvan een nauwe persoonlijke betrekking kan worden aangenomen. Dat de grootmoeder de grootouder is van [de minderjarige] , is derhalve van belang. Er dienen echter nog wel bijkomende omstandigheden te worden gesteld waaruit volgt dat er tussen haar en [de minderjarige] een nauwe persoonlijke betrekking bestaat of een band die kan worden aangemerkt als ''family life'' in de zin van artikel 8 lid 1 EVRM, zodanig dat voor een onderzoek naar de eventuele gerechtvaardigdheid van een omgangsregeling plaats is.
5.2
Het hof is van oordeel dat de grootmoeder voldoende heeft onderbouwd dat zij een nauwe persoonlijke betrekking heeft met [de minderjarige] en dat haar stellingen op dit punt door de moeder onvoldoende gemotiveerd zijn betwist. In de periode vanaf de geboorte van [de minderjarige] tot de basisschoolleeftijd verbleef [de minderjarige] meerdere dagen per week bij de grootmoeder. Dat de bij de grootmoeder inwonende zus van de moeder officieel werd aangemerkt als gastouder (zij oefende in de woning van de grootmoeder haar werkzaamheden als gastouder uit) doet er niet aan af dat de grootmoeder, die in die periode geen werkzaamheden elders uitoefende, ook veelal hierbij aanwezig was en een intensieve band met [de minderjarige] heeft kunnen opbouwen. Een band die te beschouwen is als een nauwe persoonlijke betrekking.
Dat het contact tussen de grootmoeder en [de minderjarige] sinds december 2017 is stopgezet maakt niet dat deze nauwe persoonlijke betrekking nu is verbroken.
Het hof zal de grootmoeder daarom ontvankelijk verklaren in haar verzoek.
Het recht op omgang met [de minderjarige]
5.3
Volgens artikel 1:377a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft een kind recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. Ingevolge lid 2 van dat artikel stelt de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
5.4
In artikel 1:377a lid 3 BW is bepaald dat de rechter het recht op omgang slechts ontzegt, indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
b. de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
5.5
[de minderjarige] is een meisje van acht jaar dat opgroeit in een complexe familiesituatie. In het oorspronkelijk gezin van de moeder zijn de verhoudingen ernstig verstoord, de grootmoeder heeft met geen van haar kinderen nog contact. Tussen de grootmoeder enerzijds en de moeder en haar partner anderzijds zijn over en weer ernstige verwijten/beschuldigingen gemaakt, ook op social media. [de minderjarige] krijgt ongetwijfeld veel mee van het een en ander. Er is geen zicht op een verbetering in de relatie tussen de moeder en de grootmoeder. [de minderjarige] nu in een contactregeling met de grootmoeder brengen die in het geheel niet door de moeder wordt ondersteund, zal voor [de minderjarige] tot loyaliteitsconflicten leiden en een negatieve weerslag op haar hebben.
Hier komt nog bij dat de ouders van [de minderjarige] uit elkaar zijn en dat tussen deze ouders ook sprake is van een verstoorde relatie en dat [de minderjarige] geen contact heeft met haar vader. Er loopt op dit moment een (hoger beroeps)procedure tussen de ouders over een omgangsregeling met [de minderjarige] . [de minderjarige] wordt hierin ook betrokken, onder meer via een door de rechter benoemde bijzondere curator. [de minderjarige] heeft hiermee de komende periode al genoeg te stellen.
Het hof begrijpt dat de grootmoeder van [de minderjarige] houdt en haar mist maar de belangen van [de minderjarige] , afgewogen tegen die van de grootmoeder maken dat het vaststellen van een omgangsregeling tussen de grootmoeder en [de minderjarige] in strijd is met zwaarwegende belangen van [de minderjarige] .
Het hof zal het verzoek van de grootmoeder om een omgangsregeling met [de minderjarige] vast te stellen daarom afwijzen.
Subsidiaire verzoek informatieregeling
5.6
Dit verzoek is niet op de wet gebaseerd en zal daarom worden afgewezen.

6.De slotsom

Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van
18 juli 2018, en opnieuw beschikkende:
- verklaart de grootmoeder ontvankelijk in haar verzoek;
- wijst de verzoeken van de grootmoeder tot het vaststellen van een omgangsregeling en (subsidiair) een informatieregeling af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, I.M. Dölle en
M.A.F. Holtvluwer-Veenstra, bijgestaan door mr. E. Klijn als griffier, en is op
29 oktober 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.