5.4Het hof is daarom van oordeel dat het verzoek van de ouders tot het (doen) verrichten van een NIFP-onderzoek moet worden toegewezen. Dit onderzoek moet zich richten op de kinderen, de ouders en het mogelijk toekomstig wonen/opgroeien van de kinderen. Het hof stelt zich voor daarbij de volgende onderzoeksvragen aan de deskundige voor te leggen, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de al door de ouders voorgestelde vragen:
1. Hoe kan de ontwikkeling en het functioneren worden beschreven van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2006;
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2010;
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2015.
2. Hoe is het verstandelijk vermogen van de vader en van de moeder te beschrijven?
- op basis van klinische impressies;
- op basis van psychologisch testonderzoek.
3. Hoe is de persoonlijkheid en het functioneren van de vader en van de moeder te beschrijven?
- op basis van klinische impressies;
- op basis van psychologisch testonderzoek.
4. Wat zijn de affectieve en pedagogische vaardigheden van de ouders in relatie tot de opvoedingsbehoeften van de kinderen?
5. In hoeverre beïnvloeden de bevindingen over het verstandelijk vermogen, de persoonlijkheid en het functioneren van de ouders hun affectieve en pedagogische vaardigheden in relatie tot hun kinderen?
6. In hoeverre is (terug)plaatsing van de kinderen (op korte of lange termijn) bij de ouders in het belang van de kinderen, gelet op de bevindingen over het verstandelijk vermogen, de persoonlijkheid en het functioneren van de ouders en gelet op de ontwikkeling en het functioneren van de kinderen? Zijn er contra-indicaties voor een (terug)plaatsing van de kinderen bij de ouders?
7. Indien tot (terug)plaatsing bij de ouders kan worden overgegaan, is hulpverlening dan aangewezen? Zo ja, voor wie, in welke vorm, waar dient deze op gericht te zijn en hoe zullen de ouders zich hiertegenover opstellen dan wel ervan kunnen profiteren?
8. Kunt u bij de hiervoor genoemde vraag betrekken of terugplaatsing mogelijk is met inzet van het netwerk van de ouders en welke inzet dan daarbij nodig is?
9. In hoeverre komen uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling en het welzijn van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] en de te nemen beslissing?