ECLI:NL:GHARL:2019:9401

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 oktober 2019
Publicatiedatum
4 november 2019
Zaaknummer
200.259.020/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling minderjarigen afgewezen na complexe problematiek binnen gezin

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, geboren in 2013, die sinds 1 augustus 2017 onder toezicht staan van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Noord. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft zich jarenlang intensief ingezet voor de kinderen, terwijl de vader kampt met ernstige problematiek, waaronder depressieve klachten en een persoonlijkheidsstoornis. De moeder heeft in het verleden met de GI samengewerkt, maar heeft nu geen vertrouwen meer in een goede afloop van de ondertoezichtstelling, vooral vanwege de dreigende en agressieve houding van de vader. Het hof heeft vastgesteld dat de gestelde doelen van de ondertoezichtstelling niet zijn bereikt en dat de situatie van de kinderen niet langer een verlenging van de ondertoezichtstelling rechtvaardigt. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter vernietigd en het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.259.020/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/18/188858 / JE RK 18-870)
beschikking van 29 oktober 2019
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Schlepers te Groningen,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen,
gevestigd te Groningen,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de vader],
wonende te [B] ,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. L.G. Mellens te Hoogezand.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 26 februari 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 24 april 2019;
- het verweerschrift van de GI met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Mellens van 6 september 2019 met productie(s), waaronder het rapport van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad) d.d. 27 augustus 2019;
- een faxbericht van mr. Schlepers van 2 oktober 2019 met productie(s).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 3 oktober 2019 plaatsgevonden. De ouders zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de GI zijn verschenen mevrouw [C] , jeugdbeschermer, en de heer [D] , jeugdbeschermer in opleiding.

3.De feiten

3.1
Uit de - inmiddels (medio 2015) verbroken - relatie van de ouders zijn [in]
2013 geboren [de minderjarige1] (hierna te noemen: [de minderjarige1] ) en [de minderjarige2] (hierna te noemen: [de minderjarige2] ). De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . De kinderen wonen bij de moeder.
3.2
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] staan sinds 1 augustus 2017 onder toezicht van de GI. Deze maatregel is daarna (telkens op verzoek van de GI) verlengd, voor het laatst bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 26 februari 2019 tot 1 februari 2020.

4.De omvang van het geschil

4.1
De moeder is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 26 februari 2019. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van de GI tot (verlenging) ondertoezichtstelling af te wijzen.
4.2
De GI heeft verweer gevoerd en verzoekt het verzoek van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.3
De vader heeft ter zitting mondeling verweer gevoerd. Hij verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:260, eerste lid, in verband met artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengen met ten hoogste een jaar indien een minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
5.2
Het hof constateert dat er al jaren lang, sinds het uiteengaan van partijen in 2015, sprake is van complexe problematiek binnen het gezinssysteem met name ten gevolge van vaders houding en gedrag. De vader kampte met depressieve klachten en emotieregulatie problematiek met ook trekken van een persoonlijkheidsstoornis. Er is een verleden waarin (levens)bedreiging en stalking door de vader aan de orde was, hetgeen heeft geleid tot onveiligheid voor de kinderen. In 2016 is door [E] geconstateerd dat de depressieve klachten van vader in remissie zijn en dat de eerdere constatering van trekken van een persoonlijkheidsstoornis gehandhaafd blijft. Er zijn de afgelopen jaren al veel intensieve trajecten en begeleiding ingezet om de communicatie tussen ouders te verbeteren en een stabiele veilige omgangsregeling tussen de vader en de kinderen tot stand te brengen/te continueren, waaronder behandeling/therapie door [E] , het Ouderschap na Scheiding traject bij [F] en als laatste het traject "Complexe scheiding" van [G] . Maar alle gevolgde trajecten van hulpverlenende instanties zijn beëindigd zonder het gewenste resultaat. De kinderen staan inmiddels sinds 2017 onder toezicht van de GI en er moet worden geconstateerd dat het de ouders niet is gelukt om op een constructieve manier met elkaar te communiceren met betrekking tot de kinderen en sinds januari 2019 is er geen omgang meer tussen de kinderen en de vader.
5.3
Het hof constateert verder dat de moeder zich jarenlang intensief heeft ingezet om, met medewerking aan de geboden hulpverlening, de communicatie tussen haar en vader te verbeteren en de omgang tussen de vader en de kinderen tot stand te brengen maar dat bij de moeder nu geen draagkracht voor meer of andere trajecten aanwezig is. Ondanks dat de samenwerking tussen de GI en de moeder - nadat de uitvoering van de ondertoezichtstelling door capaciteitstekort bij de GI tijdelijk stil heeft gelegen - inmiddels weer is opgepakt en goed verloopt, heeft de moeder (vanwege vader) geen vertrouwen meer in een goed verloop van de ondertoezichtstelling. Zij maakt zich zorgen over de kinderen, die mogelijk wederom worden geconfronteerd met de vader zonder dat er vooruitzicht is op een goede afloop met stabiliteit en continuïteit in de omgang. De moeder wil dan ook niet meer meewerken aan de door de GI voorgenomen begeleide omgangsmomenten tussen de kinderen en de vader. De moeder ervaart de vader (in de communicatie naar haar toe, zelfs onder begeleiding van de professionele hulpverleners) als onveranderd dreigend en agressief. De moeder ziet geen heil meer in gesprekken tussen haar en de vader of omgang van de vader met de kinderen omdat dat alleen maar voor onrust en onveiligheid blijft zorgen.
5.4
Het hof benadrukt dat de (verlenging van de) ondertoezichtstelling een (voortdurende) inmenging in het gezinsleven van de ouder(s) en de kinderen betekent. Deze maatregel is slechts gerechtvaardigd, indien zij berust op de onder 5.1 genoemde gronden en dient dan ook niet verder te strekken. Verder dient de maatregel niet langer te duren dan nodig is om het beoogde doel te bereiken, namelijk het wegnemen van de bedreigingen in de ontwikkeling van de kinderen. Met de moeder is het hof van oordeel dat op dit moment niet langer sprake is van zodanig ernstige bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] dat een ingrijpende maatregel als ondertoezichtstelling gerechtvaardigd is.
5.5
Het hof stelt voorop dat door niemand wordt bestreden, ook niet door de GI en de raad, dat de moeder over voldoende pedagogische kwaliteiten beschikt. De GI erkent dat de moeder de stabiele factor in het leven van de kinderen is en dat zij zeer wel in staat is om voor hen te zorgen en hun opvoeding af te stemmen op de behoeften en belangen van de kinderen. Met betrekking tot de opvoedingssituatie bij de moeder, waar de tweeling opgroeit, zijn er geen zorgen geconstateerd. Anders dan in de beschikking van de rechtbank is overwogen staat voor het hof dan ook vast dat de moeder een stabiel leven leidt en tegemoet komt aan de behoeften van de kinderen en wat ze nodig hebben voor een gezonde ontwikkeling. Het hof ziet daarvan ook een bevestiging in het gegeven dat de moeder tot op heden al jaren lang de omgang met familieleden van vaderskant niet in de weg staat en, sterker nog, deze omgang stimuleert.
5.6
De indertijd geformuleerde doelen van de ondertoezichtstelling waren de volgende:
- [de minderjarige2] en [de minderjarige1] blijven zich positief ontwikkelen;
- [de minderjarige2] en [de minderjarige1] onderhouden veilig en onbelast contact met hun vader;
- [de minderjarige2] en [de minderjarige1] worden niet geconfronteerd met de strijd en ruzies tussen ouders;
- [de minderjarige2] en [de minderjarige1] hebben ouders die in staat zijn op een constructieve wijze in het
belang van hen te overleggen;
- [de minderjarige2] en [de minderjarige1] hebben ouders wiens persoonlijk functioneren stabiel is;
5.7
De GI heeft ter zitting van het hof verklaard dat het binnen de ondertoezichtstelling, mede gelet op de bevindingen uit [G] traject, inmiddels geen doel meer is om in te zetten om de goede communicatie tussen de ouders. Tijdens het traject binnen [G] heeft bij het laatste gesprek, op 30 januari 2019, wederom een ernstige escalatie plaatsgevonden, waarop het traject is gestopt. [G] ziet op dit op dit moment geen aanleiding om nog verder te gaan met het traject. Gelet hierop wordt er niet langer gestreefd naar een situatie waarin de ouders in staat zijn op een constructieve wijze in het belang van de kinderen met elkaar te overleggen. Overigens geeft de moeder al jaren lang uitvoering aan de informatieregeling. Ter zitting is hierover gebleken dat de ouders al jaren lang mailen en dat dit vanuit de GI in al die jaren niet heeft geleid heeft tot enige interventie. Onbetwist is dat de informatievoorziening goed genoeg verloopt.
Evenmin wordt vanuit de GI gestreefd naar sturing op verbetering van het persoonlijk functioneren van de vader hoewel dat - anders dan dat van de moeder - niet stabiel wordt geacht. Ten aanzien van de stabiliteit van de vader geldt dat hij inmiddels vijf jaar lang de tijd heeft gehad om daarover openheid te geven. Hij heeft dit echter achterwege gelaten waardoor niet bekend is wat er precies met hem aan de hand is. Er is recentere diagnostiek en informatie over zijn behandeling voorhanden maar de vader wil deze informatie niet delen met als gevolg dat het niet bekend is hoe de door hem gevolgde therapie is verlopen en wat dit voor resultaat heeft gehad, met name wat voor invloed dit heeft op zijn huidige draagkracht en draaglast. Niettemin is de draagkracht van de vader ten aanzien van de omgang al die tijd wel een punt van forse zorg en het hof heeft geen aanknopingspunten om aan te nemen dat de stelling van vader dat hij nu voldoende stabiel is klopt.
Het hof stelt dus vast dat van de eerder gestelde doelen op dit moment nog alleen het doel is overgebleven om de kinderen een veilig en onbelast contact te laten hebben met hun vader.
5.8
In het streven naar een veilig en onbelast contact tussen de kinderen en de vader ligt besloten dat voorkomen moet worden dat de kinderen (weer) worden geconfronteerd met de strijd en de ruzies tussen de ouders. Dit zou, nu verbetering van de verstandhouding tussen de ouders en het functioneren/de stabiliteit van de vader niet meer wordt nagestreefd, wellicht nog kunnen worden bereikt in het kader van begeleide omgang. Volgens de GI is regie vanuit de GI nodig om de begeleide omgang te plannen en te organiseren, zodat [de minderjarige2] en [de minderjarige1] op een zo onbelast mogelijke manier contact kunnen hebben met hun vader. De vraag die in deze aan het hof voorligt is echter of de kinderen zodanig ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd dat dit de voortzetting van de ondertoezichtstelling rechtvaardigt. Deze bedreiging zou dan in dit geval besloten moeten liggen in het op dit moment ontbreken van een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen, nu de andere in het kader van de ondertoezichtstelling geformuleerde doelen niet meer worden nagestreefd. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend. Daarbij neemt het hof met name in aanmerking dat er omtrent ontwikkeling van de kinderen, behoudens wat betreft de omgang met hun vader, geen zorgen zijn. Daarbij komt dat, nu er onvoldoende bekend is over de draagkracht van de vader, er geen garantie is dat het toewerken naar een begeleide omgangsregeling succesvol zal zijn. Dit is echter daarvoor wel een wezenlijke voorwaarde, mede vanwege de onrust en de stress die dat voor de moeder en de kinderen aantoonbaar de afgelopen jaren heeft meegebracht. Om een veilig en onbelast contact met hun vader te kunnen garanderen is het van belang dat de vader openheid geeft over zijn hulpverleningstrajecten (wat betreft de diagnose, de therapie en de resultaten). Verder zal van belang zijn dat er gedurende een langere periode geen sprake is van geweld en escalatie, aangezien het helder moet zijn dat er geen geweldsuitbarstingen meer zullen plaatsvinden.
5.9
Bij de beoordeling heeft het hof ook meegewogen dat het voldoende aannemelijk is geworden dat het handhaven van de ondertoezichtstelling contraproductief kan zijn, in die zin dat aannemelijk is geworden dat deze een zekere mate van onrust en stress voor de moeder en de kinderen oplevert. In dit geval wegen naar het oordeel van het hof de met de ondertoezichtstelling nagestreefde doelen, voor zover al haalbaar, niet op tegen het belang van de moeder en de kinderen dat er nu na jarenlange onrust en instabiliteit, rust ontstaat.
5.1
Alles afwegende is het hof van oordeel dat ten aanzien van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] niet langer aan de gronden voor een ondertoezichtstelling wordt voldaan.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling alsnog afwijzen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 26 februari 2019, en opnieuw beschikkende:
wijst af het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] , geboren [in] 2013 en [de minderjarige2] , geboren [in] 2013.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, J.G. Idsardi en A.W. Beversluis, bijgestaan door mr. M. Marsnerova als griffier, en is op 29 oktober 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.