ECLI:NL:GHARL:2019:9397

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 oktober 2019
Publicatiedatum
4 november 2019
Zaaknummer
200.254.926/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake beëindiging gezag moeder met verzoek om nader onderzoek naar pedagogische mogelijkheden en ontwikkeling van kinderen

In deze tussenbeschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, uitgesproken op 29 oktober 2019, wordt de beëindiging van het gezag van de moeder besproken. Het hof verzoekt de raad voor de kinderbescherming om een onderzoek te doen naar de pedagogische mogelijkheden van de moeder en de ontwikkeling van de kinderen. Dit verzoek is gedaan omdat zonder nadere informatie een beslissing over de beëindiging van het gezag niet mogelijk is. De moeder, die in hoger beroep is gegaan, wordt vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. P.B. Rietberg. De raad voor de kinderbescherming is de verweerder in deze zaak. De voogd en pleegouders zijn ook betrokken als overige belanghebbenden.

Het hof verwijst naar eerdere correspondentie en een tussenbeschikking van 26 september 2019, waarin het hof de behandeling van de zaak had aangehouden. De raad heeft in een brief van 15 oktober 2019 aangegeven dat het belangrijk is om een actueel beeld te krijgen van de situatie van de kinderen en de moeder. De voogd heeft in een brief van 17 oktober 2019 steun uitgesproken voor het onderzoek en heeft informatie gedeeld over de hulpverlening aan de moeder.

Het hof heeft besloten dat er met spoed een (verkort) onderzoek moet komen naar de actuele stand van zaken omtrent de ontwikkeling van de kinderen in de pleeggezinnen, de hulpverlening die nodig is, en de samenwerking tussen de moeder en de betrokken partijen. Het hof heeft de raad verzocht om uiterlijk 13 december 2019 een rapport met advies uit te brengen. Na ontvangst van dit rapport zullen de moeder en overige belanghebbenden de gelegenheid krijgen om hierop te reageren. Het hof houdt verdere beslissingen aan totdat het rapport is ontvangen en beoordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.254.926/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/19/124899 / FA RK 18-2246)
beschikking van 29 oktober 2019
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. P.B. Rietberg te Groningen,
en
de raad voor de kinderbescherming,
regio Noord Nederland, locatie Groningen,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.de gecertificeerde instelling

Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen,
kantoorhoudende te Assen,
verder ook te noemen: de voogd,
2. [de pleegmoeder],
wonende te [B] ,
verder te noemen: de pleegmoeder van [de minderjarige2] ,
3. [de pleegouders],
wonende te [C] ,
verder te noemen: de pleegouders van [de minderjarige1] .

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 26 september 2019 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- een brief van de raad voor de kinderbescherming (verder te noemen: de raad) van 15 oktober 2019;
- een brief van de voogd van 17 oktober 2019;
- een journaalbericht van mr. Rietberg van 21 oktober 2019.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeschikking van 26 september 2019, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
In die beschikking heeft het hof de behandeling van de zaak aangehouden en alle betrokkenen in de gelegenheid gesteld om kenbaar te maken of nader onderzoek, en zo ja, welk onderzoek - dat gelet op de belangen van de minderjarige [de minderjarige1] (2013) en [de minderjarige2] (2015) op zeer korte termijn uitvoerbaar moet zijn - in de onderhavige situatie het meest passend is.
2.3
Bij brief van 15 oktober 2019 heeft de raad - samengevat - het volgende bericht. De raad acht het met het oog op de te nemen beslissing van belang dat het hof zich een actueel en accuraat beeld kan vormen ten aanzien van de in de tussenbeschikking van het hof genoemde onderwerpen. De raad ziet daarom aanleiding het hof aan te bieden hiernaar een (verkort) onderzoek te starten en naar aanleiding daarvan te rapporteren en advies uit te brengen. Indien uit dit onderzoek zou blijken dat er sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden in de situatie van de kinderen en/of de moeder dan zal de raad zich beraden over de gevolgen die deze wijziging heeft voor de door de raad reeds verzochte en bij de bestreden beschikking toegewezen gezagsbeëindiging van de moeder.
2.4
De voogd heeft bij brief van 17 oktober 2019 - samengevat - als volgt gereageerd. De voogd staat achter het door de raad aangeboden onderzoek. Uit navraag bij [D] van GGZ Drenthe Gezinspsychiatrie ( [D] ) is de voogd gebleken dat, zoals de moeder had gesteld, de moeder nooit officieel is aangemeld bij [D] . De voogd is van mening dat, bij een eventueel terugdraaien van de voogdij naar een ondertoezichtstelling, de moeder de kans moet krijgen te laten zien of ze al dan niet over voldoende pedagogische vaardigheden beschikt of dit kan aanleren, door middel van een opname bij [D] .
Verder geeft de moeder volgens de voogd blijk van zelfinzicht en staat zij open voor hulpverlening.
De verblijfplaats van de vader is niet bekend bij de voogd. Er is vergeefs een afspraak met de vader gemaakt in de periode dat de vader gedetineerd zat en nadat de vader is vrijgelaten uit de penitentiaire inrichting is het niet gelukt contact met de vader te krijgen.
2.5
Bij journaalbericht van 21 oktober 2019 is namens de moeder aangegeven dat gebleken is dat van een aanmelding bij [D] nooit sprake is geweest. Verder heeft de moeder een agressietraining gevolgd via de GGZ. Hieruit blijkt volgens de moeder dat zij alle geboden hulpverlening heeft aanvaard. De moeder stelt zich op het standpunt dat zij in staat is om voor de kinderen te zorgen en het ouderlijk gezag over hen uit te oefenen.
2.6
Gelet op bovenstaande reacties ziet het hof aanleiding de raad te verzoeken
met spoedeen (verkort) nader onderzoek in te (doen) stellen naar de actuele stand van zaken omtrent de ontwikkeling van de kinderen in de pleeggezinnen, naar de vraag welke hulpverlening voor de kinderen en de moeder is of behoeft te worden ingezet, de situatie en pedagogische (on)mogelijkheden van de moeder, het verloop en de kwaliteit van de omgang tussen de moeder en de kinderen en naar de samenwerking tussen de moeder, de GI, de pleegouders en pleegzorg. Daarbij verzoekt het hof de raad een advies uit te brengen of, en zo ja welke, (kinderbeschermings-) maatregelen noodzakelijk zijn in de huidige situatie.
2.7
Het hof zal de raad verzoeken
uiterlijk 13 december 2019schriftelijk een (verkort) rapport met advies uit te brengen naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek.
2.8
Na ontvangst van het rapport en advies van de raad zal het hof de moeder en overige belanghebbenden in de gelegenheid stellen om daarop binnen twee weken inhoudelijk te reageren. Het hof zal daarna in beginsel de zaak op de stukken afdoen, tenzij het hof, al dan niet op gemotiveerd verzoek van één van partijen, anders beslist. In afwachting van het rapport en advies van de raad en de eventuele reacties daarop, zal het hof iedere verdere beslissing aanhouden.

3.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof als volgt beslissen.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
alvorens verder te beslissen:
verzoekt de raad voor de kinderbescherming, regio Noord Nederland, locatie Groningen,
met spoedeen (verkort) nader onderzoek in te (doen) stellen als hiervoor onder 2.6 omschreven en
uiterlijk 13 december 2019daaromtrent te rapporteren en te adviseren;
bepaalt dat de moeder en overige belanghebbenden in de gelegenheid zullen worden gesteld om binnen
twee wekenna ontvangst van dat rapport daar schriftelijk op te reageren;
bepaalt dat de zaak op de stukken zal worden afgedaan na ommekomst van voormelde termijnen, tenzij het hof anders beslist;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, M.P. den Hollander en C. Koopman, bijgestaan door mr. H.B. Fortuyn als griffier, en is op 29 oktober 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.