ECLI:NL:GHARL:2019:928

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 januari 2019
Publicatiedatum
31 januari 2019
Zaaknummer
200.252.357
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bijzondere curator in het kader van een machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 januari 2019 een beschikking gegeven inzake de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna aangeduid als [kind]. De moeder van [kind] heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin het gezamenlijk gezag van de ouders is beëindigd en het gezag aan de vader is toegewezen. De moeder verzoekt het hof om de machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen en een bijzondere curator te benoemen. Het hof heeft de belangen van [kind] in overweging genomen, waarbij is vastgesteld dat er een belangenstrijd bestaat tussen de ouders en dat de vader, die het eenhoofdig gezag heeft, mogelijk niet in staat is om de belangen van [kind] adequaat te behartigen. Het hof heeft [kind] gehoord, die heeft aangegeven terug te willen naar zijn moeder en stiefvader. Gezien de complexe situatie en de noodzaak om de stem van [kind] te waarborgen, heeft het hof besloten een bijzondere curator te benoemen. Deze curator zal [kind] vertegenwoordigen en begeleiden in de procedure. Het hof heeft de beslissing in de hoofdzaak aangehouden totdat de bijzondere curator haar bevindingen heeft gerapporteerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.252.357/01 en 200.252.362
(zaaknummer rechtbank Gelderland 344930)
beschikking van 31 januari 2019 in de hoofdzaak en op het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator
inzake,
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep en in het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. van Hunnik te Ede,
en
de raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Arnhem,
verweerder in hoger beroep en in het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator,
verder te noemen: de raad.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.J. Wolleswinkel te Barneveld,
[de stiefvader],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: de stiefvader,
de gecertificeerde instelling
stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verder te noemen: de GI,
advocaat: mr. N.P. Kasteel.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 4 december 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna ook: de bestreden beschikking).
2. Het geding in hoger beroep in de hoofdzaak en in het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties 1 tot en met 6, ingekomen op 17 januari 2019;
- het verweerschrift van de GI met producties;
- het verweerschrift van de raad;
- het faxbericht van de GI van 22 januari 2019;
- een mailbericht van de moeder van 22 januari 2019;
- een journaalbericht van mr. Van Hunnik van 25 januari 2019 met bijlage 7 tot en met 9.
2.2
Op 30 januari 2019 is [kind] buiten aanwezigheid van alle belanghebbenden door het hof gehoord in de instelling waar hij momenteel verblijft. [kind] heeft te kennen gegeven er geen bezwaar tegen te hebben dat zijn mening wordt weergegeven. Samengevat heeft [kind] gezegd dat hij graag terug wil naar zijn moeder en zijn stiefvader en dat hij het goed vindt als er een bijzondere curator wordt benoemd om zijn belang te behartigen.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 29 januari 2019 plaatsgevonden. Gelet op de onderlinge samenhang zijn deze zaken gelijktijdig behandeld met het verzoek van de moeder tot schorsing van de bestreden beschikking onder zaaknummer 200.252.357/02. In die zaak volgt een aparte beschikking. De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Namens de raad zijn mevrouw [medewerker 1 RvdK] en de [medewerker 2 Rvdk] verschenen. Namens de GI zijn verschenen mevrouw [medewerker 1 GI] en mevrouw [medewerker 2 GI] , bijgestaan door haar advocaat. Verder is de vader in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. De stiefvader is ook verschenen.

3.De feiten

3.1
Uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van de moeder en de vader is, voor zover thans van belang, [kind] (verder genoemd: [kind] ), geboren op [geboortedatum] 2006 te [woonplaats] .
3.2
[kind] staat sinds 10 maart 2016 onder toezicht van de GI. Bij beschikking van de kinderrechter van 1 maart 2018 is de ondertoezichtstelling laatstelijk verlengd tot 10 maart 2019.
3.3
Bij beschikking van 22 oktober 2018 heeft de kinderrechter machtiging verleend voor een (spoed)uithuisplaatsing in een accommodatie jeugdhulpaanbieder voor de duur van vier weken, tot uiterlijk 7 november 2018. Bij beschikking van 22 oktober 2018 heeft de kinderrechter het verzoek van de raad om [kind] met spoed uit huis te plaatsen in een accommodatie jeugdhulpaanbieder voor de resterende duur van zes weken afgewezen.
3.4
Bij (afzonderlijke) beschikking onder nummer 325686 van 4 december 2018 heeft de rechtbank - uitvoerbaar bij voorraad - het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigd en bepaald dat het gezag over [kind] toekomt aan de vader. De moeder heeft hoger beroep ingesteld bij dit hof van deze beschikking en verzocht de werking van de beschikking te schorsen. Het verzoek van de moeder zal op 7 februari 2019 mondeling worden behandeld.
3.5
Bij beschikking van 19 januari 2019 is een spoedmachtiging verleend om [kind] uit huis te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg.
3.6
[kind] is op 18 januari 2019 op basis van de hierna onder 4.1 vermelde machtiging geplaatst op een geheime locatie en verblijft sinds 19 januari 2019 op basis van de onder 3.5 vermelde machtiging in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking van 4 december 2018 heeft de kinderrechter machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [kind] in een geheime plaatsing met ingang van 4 december 2018 tot uiterlijk 10 maart 2019. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De moeder is in hoger beroep gekomen van deze beschikking. Zij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek om een machtiging uithuisplaatsing alsnog af te wijzen en, naar het hof begrijpt, een bijzondere curator te benoemen.
4.3
De raad voert verweer en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.4
De GI voert verweer en verzoekt het hof, voor zover thans van belang, de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

De benoeming van een bijzondere curator
5.1
Volgens art. 1:250 BW kan de rechter overgaan tot benoeming van een bijzondere curator indien hij dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht vanwege strijdigheid tussen de belangen van de minderjarige en die van de met het gezag belaste ouder(s) of voogd(en); daaronder valt blijkens de wetsgeschiedenis ook het geval dat sprake is van een wezenlijk conflict tussen de ouder(s) of voogd(en) en de minderjarige met betrekking tot diens verzorging en opvoeding (HR 4 februari 2005, HR:2005:AR4850). Bij de beantwoording van de vraag of een dergelijke benoeming is aangewezen, zal het belang van de minderjarige de eerste overweging voor de rechter moeten vormen. De benoeming van een bijzondere curator dient echter niet plaats te vinden met als doel in het algemeen de belangen van de minderjarige te beschermen. Voorts verdient opmerking dat de rechter bij beantwoording van de vraag of de benoeming van een bijzondere curator nodig is, een grote mate van beoordelingsvrijheid heeft (HR 23 november 2013, HR:2013:AR4850).
5.2
De moeder stelt dat de belangen van [kind] niet parallel lopen aan die van de vader, die momenteel het eenhoofdig gezag heeft. Verder vindt de moeder dat de vader de belangen van [kind] niet kan behartigen, omdat de vader en [kind] gedurende een lange periode geen contact hebben gehad. [kind] is lang en intensief opgevoed door de moeder en de stiefvader. De moeder acht een bijzondere curator die zowel juridisch als pedagogisch onderlegd is, in het belang van [kind] .
5.3
De raad voert aan dat de vader, in samenwerking met de GI, de belangen van [kind] voorop kan zetten en dat de benoeming van een bijzondere curator niet nodig is.
5.4
De vader voert aan dat het belang van [kind] voorop staat en daarnaar dient te worden gekeken bij de vraag of een bijzondere curator dient te worden benoemd. Van belang vindt de vader dat [kind] reeds begeleiding heeft van de jeugdbeschermer.
5.5
De GI voert evenals de raad aan dat de vader, eventueel in samenwerking met haar, de belangen van [kind] naar behoren kan behartigen.
5.6
Het hof acht in dit geval, gelet op de belangen van [kind] , de benoeming van een bijzondere curator noodzakelijk. Niet uitgesloten kan worden dat de belangen van [kind] strijdig zijn met die van zijn (gezaghebbende) ouders(s). Hierbij speelt een rol dat [kind] na de echtscheiding van zijn ouders het contact met zijn vader (en zijn broer) heeft verloren, is opgevoed door de moeder en de stiefvader en dat de raad en de GI het standpunt innemen dat hij een te nauwe band met de moeder lijkt te hebben. De rechtbank heeft onlangs het gezamenlijk gezag van de ouders gewijzigd in een eenhoofdig gezag van de vader. De moeder heeft van die beslissing hoger beroep ingesteld en schorsing verzocht. Deze verzoeken zullen nog door het hof worden behandeld.
[kind] , de moeder en de stiefvader, de raad en de GI hebben uiteenlopende, tegenstrijdige opvattingen aangaande het antwoord op de kernvraag in het onderhavige geding of het in het belang van [kind] is dat de plaatsing in een neutrale setting wordt gehandhaafd, of dat moet worden toegewerkt naar een (terug)plaatsing bij één van de ouders.
[kind] geeft op dit moment nadrukkelijk aan dat hij wil worden teruggeplaatst bij zijn moeder en stiefvader. Niet duidelijk is in hoeverre deze wens van [kind] authentiek is, gelet op de zeer nauwe relatie die [kind] met de moeder lijkt te hebben. De taak van een bijzondere curator is vooreerst te waarborgen dat de stem en het belang van [kind] in de onderhavige procedure wordt vertolkt en behartigd. De bijzondere curator kan onderzoeken in hoeverre [kind] , in het krachtenveld waarin hij zich bevindt, voldoende ruimte krijgt om zich zelfstandig een mening te vormen, een eigen identiteit te ontwikkelen en in staat is zich sociaal-emotioneel te ontplooien. Voorts kan de bijzondere curator de onderhavige uithuisplaatsing van [kind] beoordelen in het licht van zijn sociaal emotionele ontwikkeling en welke impact uithuisplaatsing heeft op zijn dagelijkse leven (school, sociale contacten). Gelet op de door het hof te nemen beslissing op het verzoek van de moeder om de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] alsnog af te wijzen, de aard van de belangenstrijd en de consequenties van de te nemen beslissing voor de lange termijn, zijn de belangen van [kind] er in dit specifieke geval bij gebaat dat een onafhankelijke professionele derde opkomt voor zijn belang, hem een stem geeft en hem vertegenwoordigt.
5.7
De bijzondere curator zal [kind] vanaf heden in deze procedure zowel in als buiten rechte vertegenwoordigen en begeleiden. Het hof zal [bijzonder curator] , tot bijzondere curator benoemen. Zij heeft zich bereid verklaard deze opdracht op zich te nemen.
5.8
Teneinde de bijzondere curator in de gelegenheid te stellen op korte termijn van de zaak kennis te nemen zal het hof haar een afschrift van de processtukken in deze zaak – inclusief een proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 29 januari 2019 – ter beschikking te stellen. Het hof zal de belanghebbenden ook een proces-verbaal van de mondelinge behandeling doen toekomen.
Het hof verzoekt de bijzondere curator tijdig een verslag van haar bevindingen aan het hof toe te zenden.
De hoofdzaak
5.9
Gelet op het vorenstaande, zal het hof de beslissing in de hoofdzaak aanhouden en de bevindingen van de bijzondere curator afwachten.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in de hoofdzaak en op het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator:
alvorens verder te beslissen in de hoofdzaak:
benoemt tot bijzondere curator [bijzonder curator] ,
bepaalt dat de griffie van dit hof binnen één week na heden een afschrift van de processtukken ter beschikking van de bijzondere curator zal stellen,
verzoekt de bijzondere curator om het hof uiterlijk 18 februari 2019 schriftelijk te rapporteren en te adviseren;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van het rapport van de bijzondere curator aan partijen zal toezenden;
bepaalt dat partijen tot uiterlijk 27 februari 2019 schriftelijk kunnen reageren, waarna het hof op 8 maart 2019 een beslissing zal nemen;
houdt iedere verdere beslissing aan;
benoemt hierbij tot raadsheer-commissaris het lid van het hof mr. I.G.M.T. Weijers-van der Marck;
bepaalt dat de bijzondere curator zich voor vragen of opmerkingen aangaande haar taak zal kunnen wenden tot voornoemde raadsheer-commissaris;
bepaalt dat partijen hun inlichtingen en verzoeken dienen te richten aan de raadsheer-commissaris.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Krijger, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en C.M. Schönhagen, bijgestaan door mr. L.J.G. Scheffer-Overbeek als griffier, en is op 31 januari 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.