Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004358-16
Uitspraak d.d.: 30 oktober 2019
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 2 augustus 2016 met parketnummer 05-881478-15 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 06-239230-12, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
wonende te [woonplaats] .
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 7 november 2018 en 16 oktober 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. F.F. Aarts, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft verdachte voor de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren. De vordering van de benadeelde partij is deels toegewezen door de rechtbank. Voorts heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee weken gelast.
Het hof zal de bewijsoverweging van de rechtbank op één punt verbeteren en op één punt aanvullen naar aanleiding van hetgeen door en namens verdachte ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht.
Ten aanzien van de strafoplegging, de vordering van de benadeelde partij en de beslissing op de vordering tenuitvoerlegging, komt het hof tot andere beslissingen dan de rechtbank. In zoverre zal het vonnis dan ook worden vernietigd.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank overigens op goede gronden en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal het vonnis voor het overige worden bevestigd met verbetering en aanvulling van de gronden voor de bewijsbeslissing.
Verbetering bewijsoverweging
De rechtbank overweegt op pagina 7 van haar vonnis onder meer het volgende ten aanzien van het bewijs:
“De politie heeft de historische verkeersgegevens onderzocht van de telefoon van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte telefonische contacten met [medeverdachte] heeft gehad om 23.27 uur, 01.44 uur, 01.48 uur, 01.50 uur, 03.33 uur, 04.04 uur en 04.14 uur. Bij al die contacten bevonden de telefoons van verdachte en [medeverdachte] zich nabij de mast gelegen aan de [adres] in Tolkamer.”
“Tussen 23.27 uur en 04.53 uur is 8 keer contact geweest tussen de telefoons van verdachte en [medeverdachte] waarbij de telefoons steeds in de buurt waren van de mast die in de straat staat waar aangever woont.”
Deze bewijsoverweging is ontleend aan het proces-verbaal van bevindingen op de pagina’s 189 en 190 van het politiedossier. Uit dit proces-verbaal volgt dat verdachte op voormelde tijdstippen niet alleen contact heeft gehad met medeverdachte [medeverdachte] maar ook met twee andere personen. De rechtbank heeft abusievelijk overwogen dat verdachte en zijn medeverdachte tussen voormelde tijdstippen in totaal 8 keer telefonisch contact met elkaar hebben gehad. De genoemde mast is gelegen aan de [adres] in Tolkamer. Het hof zal voormelde bewijsoverweging van de rechtbank verbeteren, met dien verstande dat die overweging als volgt komt te luiden:
“De politie heeft de historische verkeersgegevens onderzocht van de telefoon van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte telefonische contacten met [medeverdachte] heeft gehadop 18 juli 2015 om 01.44 uur, 01.48 uur, 01.50 uur, 03.33 uur, 04.04 uur en 04.14 uur.Bij al die contacten bevonden de telefoons van verdachte en [medeverdachte] zich nabij de mast gelegen aan de[adres]in Tolkamer.”
“Tussen01.44 uuren04.14 uur is 6keer contact geweest tussen de telefoons van verdachte en [medeverdachte] waarbij de telefoons steeds in de buurt waren van de mast die in de straat staat waar aangever woont.”
Aanvulling bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw het ter terechtzitting in eerste aanleg geschetste alternatieve scenario herhaald en nader onderbouwd. Dit alternatieve scenario komt er op neer dat niet verdachte maar de getuige [getuige 1] dan wel zijn vrienden betrokken zijn geweest bij de overval op aangever [benadeelde] in zijn woning aan de [adres] te Tolkamer. Ter nadere onderbouwing van dit verweer heeft de raadsvrouw verwezen naar de getuigenverklaringen die [getuige 1] en zijn vrienden, [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] hebben afgelegd bij de politie en de raadsheer-commissaris. De getuigen hebben allen verklaard dat zij zich tot ongeveer 06:00 uur bevonden in een kroeg in Kleve (Duitsland). Uit zendmastgegevens blijkt echter dat de telefoon van [getuige 1] op 18 juli 2015 om 03:13 uur en om 05:52 uur een zendmast in Spijk heeft aangestraald. Ten tijde van de overval op aangever waren [getuige 1] en zijn vrienden in ieder geval niet in Duitsland, maar in de buurt van Spijk. De reistijd met de auto van Spijk tot het adres van aangever betreft ongeveer 7 minuten. Het is dus goed mogelijk dat [getuige 1] en/of zijn vrienden op het moment van de pintransacties in Tolkamer waren. De raadsvrouw heeft – mede op grond van dit alternatieve scenario - bepleit verdachte vrij te spreken.
Het hof overweegt als volgt.
De politie heeft onderzoek verricht naar de mogelijke betrokkenheid van de getuige [getuige 1] bij de overval op aangever [benadeelde] in zijn woning te Tolkamer in de nacht van 18 juli 2015. Uit dit onderzoek is onder meer gebleken dat een telefoontoestel met het mobiele nummer [telefoonnummer] van [getuige 1] die nacht om 03.13 uur en om 05.52 uur een mast in Spijk heeft aangestraald.De getuige [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat hij zich in de bewuste nacht ongeveer tot 02:20 uur in Tolkamer bevond. Daarna ging hij met drie vrienden naar een kroeg in Kleve (Duitsland).Bij de raadsheer-commissaris heeft [getuige 1] verklaard dat hij rond 05:00-05:30 uur uit Kleve is vertrokken. [getuige 1] heeft verklaard dat hij met zijn vrienden terugreed naar Spijk, waar hij en zijn vrienden hebben overnacht.Deze verklaring van de getuige [getuige 1] wordt bevestigd door de getuigenverklaringen van zijn vrienden [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] .
Naar het oordeel van het hof valt enkel en alleen uit de zendmastgegevens niet af te leiden dat de getuige [getuige 1] , al dan niet samen met één of meer vrienden, betrokken is geweest bij de overval in Tolkamer. Het hof stelt vast dat de getuigen verschillend hebben verklaard over het tijdstip waarop zij vanuit Tolkamer vertrokken naar Kleve en het tijdstip waarop zij terugreden naar Spijk. De logische rijroute van Tolkamer naar Kleve loopt via Spijk. Het is mogelijk dat de mobiele telefoon van [getuige 1] de mast in Spijk om 03.13 uur heeft aangestraald terwijl hij samen met zijn vrienden naar Kleve reed en dat zijn telefoon deze mast om 05.52 uur opnieuw heeft aangestraald bij terugkomst in Spijk. De enkele aanwezigheid van de telefoon van getuige [getuige 1] in (de buurt van) Spijk vormt naar het oordeel van het hof in ieder geval onvoldoende aanwijzing voor enige vorm van betrokkenheid van [getuige 1] dan wel een of meer van zijn vrienden bij de overval in Tolkamer en doet niets af aan de betrouwbaarheid en juistheid van de gebezigde bewijsmiddelen voor de betrokkenheid van verdachte bij die overval, temeer nu er een zendmast in de directe nabijheid van de woning van aangever staat, waarop de telefoon van [getuige 1] niet is aangestraald. Het hof acht het door de raadsvrouw geschetste alternatieve scenario - ook in onderling(e) verband en samenhang bezien met de overige omstandigheden die door en namens verdachte ter terechtzitting in hoger beroep zijn aangevoerd - niet aannemelijk geworden. Het verweer wordt verworpen.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en zes maanden met aftrek van het voorarrest.
De raadsvrouw heeft subsidiair bepleit de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken tot de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en daarnaast een taakstraf van 240 uren aan hem op te leggen.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte [medeverdachte] schuldig gemaakt aan een brutale en gewelddadige overval op een 74-jarige man. Beide verdachten hebben, terwijl zij donkere kleding en bivakmutsen droegen, het slachtoffer opgewacht en hem bij thuiskomst in de nacht van 18 juli 2015 kort na 02:00 uur overvallen in zijn eigen woning. Daarbij werd het slachtoffer mishandeld en zowel verbaal als met een mes bedreigd.
Hierna volgt een korte samenvatting van wat het slachtoffer door toedoen van beide verdachten, gedurende de ongeveer twee uren waarin een ander zich heeft afgespeeld, allemaal heeft moeten doorstaan.
Beide verdachten hielden het slachtoffer vast en duwden hem op het bed in de slaapkamer, waar zijn polsen en enkels strak aan elkaar werden getapet. Verdachte haalde een portemonnee uit de broekzak van het slachtoffer, waarop hij een geldbedrag van 200 euro en een bankpas uit deze portemonnee haalde. Het slachtoffer moest de pincode noemen. De medeverdachte verliet daarna de woning om een geldbedrag van 1.000 euro op te nemen met behulp van de bankpas van het slachtoffer en de door hem genoemde pincode, terwijl verdachte met het slachtoffer in de woning achterbleef. Na terugkomst van de medeverdachte in de woning zei verdachte dat er meer geld moest zijn. Zij doorzochten hierop de slaapkamer en vonden nog een portemonnee met daarin een geldbedrag van 1.500 euro en de tweede bankpas van het slachtoffer. De verdachten geloofden niet dat het slachtoffer de juiste pincode van deze bankpas noemde en zij sloegen hem meermalen tegen zijn gezicht, armen en lichaam. Ze zeiden tegen het slachtoffer dat hij de politie niet mocht bellen, want dan zou het verkeerd met hem aflopen.
Na het vertrek van verdachte en zijn medeverdachte uit de woning van het slachtoffer werd omstreeks 04:01 uur een geldbedrag van 500 euro opgenomen met de tweede bankpas en de bijbehorende pincode.
Het Landelijk Overleg Voorzitters Strafsectoren heeft onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar (licht geweld/bedreiging) tot vijf jaar (ander geweld) vastgesteld als oriëntatiepunten bij woningovervallen. Licht geweld wordt gedefinieerd als een enkele duw of ruk zonder noemenswaardig letsel. In de onderhavige zaak is sprake van ander, ernstiger geweld. Daarom neemt het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar als uitgangspunt bij de strafoplegging.
In strafverzwarende zin weegt mee dat verdachte de overval samen met een ander heeft begaan gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in de woning van het slachtoffer, een plek waar hij zich tot die tijd veilig voelde. Het slachtoffer is bovendien, gezien zijn gevorderde leeftijd, kwetsbaar te noemen. Voorts heeft hij aanzienlijk letsel opgelopen als gevolg van het tegen hem gepleegde geweld. Hij is tevens bedreigd met geweld, waarbij gebruik is gemaakt van een steekwapen. Als strafverzwarende omstandigheid wordt verder in aanmerking genomen dat het slachtoffer - hoewel dit niet ten laste is gelegd - wederrechtelijk van zijn vrijheid is beroofd en beroofd is gehouden tijdens de overval die bijna twee uren heeft geduurd.
Uit de verklaring van het slachtoffer kan worden afgeleid dat hij heel bang is geweest en serieus voor zijn leven heeft gevreesd. Het is bekend dat slachtoffers van dit soort traumatische ervaringen daarvan gedurende zeer lange tijd de nadelige gevolgen kunnen ondervinden.
Het hof rekent het verdachte zwaar aan dat hij zich kennelijk slechts heeft laten leiden door eigen financieel gewin en zich niet heeft bekommerd om de nadelige gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer.
In het voordeel van verdachte neemt het hof in aanmerking dat hij blijkens het uittreksel justitiële documentatie van 9 september 2019 niet eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict.
Uit het reclasseringsadvies van 24 april 2018 komt naar voren dat de verdachte zijn leven na de schorsing van de voorlopige hechtenis weer heeft opgepakt, al ging dit aanvankelijk met enige moeite. Een vrijheidsstraf zal gevolgen hebben voor het werk en het inkomen van verdachte. Vermoedelijk zal hij dan ook zijn huurwoning kwijtraken.
Ter terechtzitting is verder gebleken dat verdachte bij een ongeval in 2019 ernstig letsel aan één van zijn ogen heeft opgelopen, waardoor dit oog als verloren wordt beschouwd. Hij is als zelfstandige zonder personeel werkzaam als vrachtwagenchauffeur en heeft schulden overgehouden aan een faillissement.
Het hof heeft oog voor de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de nadelige gevolgen die vrijheidsbenemende straf voor hem zullen hebben. Naar het oordeel van het hof doet de door de raadsvrouw bepleite strafoplegging echter volstrekt onvoldoende recht aan de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Hierop kan niet anders worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een aanzienlijke duur. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren acht het hof in dit geval een passende reactie. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn bij de behandeling van de zaak tegen verdachte in hoger beroep zal het hof zes maanden in mindering brengen op de duur van de overwogen straf.
Dit alles afwegende is het hof - met de advocaat-generaal - van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vierenvijftig maanden, passend en geboden is.