In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van het gezag over twee minderjarige kinderen na de echtscheiding van de ouders. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had verzocht om het gezamenlijk gezag te wijzigen in eenoudergezag, omdat zij vreesde dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders. De vader, verweerder in hoger beroep, voerde verweer en stelde dat hij altijd betrokken was geweest bij de zorg voor de kinderen en dat de wijziging van het gezag niet in het belang van de kinderen zou zijn.
Het hof heeft vastgesteld dat de ouders in 2015 zijn gescheiden en dat zij gezamenlijk gezag uitoefenen over de kinderen, geboren in 2002 en 2005. De moeder heeft in haar verzoek aangevoerd dat de vader de kinderen in het verleden verwaarloosd en mishandeld heeft, wat heeft geleid tot een gebrek aan vertrouwen van de kinderen in hun vader. De raad voor de kinderbescherming heeft in zijn rapportage geadviseerd om het gezamenlijk gezag te handhaven, omdat er onvoldoende gronden waren voor wijziging naar eenhoofdig gezag.
Het hof heeft echter geoordeeld dat de betrokkenheid van de vader bij gezagsbeslissingen de kinderen emotioneel belast en dat het voortzetten van het gezamenlijk gezag in strijd is met hun belangen. Daarom heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd en bepaald dat de moeder voortaan alleen belast is met het gezag over de kinderen, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar is bij voorraad.